kind toch

Mijn oudste dochter, vier is ze, is erg bezig met woorden. Met namen, met betekenissen. Ze kan haar voornaam zelf schrijven, daar is ze apetrots op. Maar die achternaam, ‘waarom heet ik Zaan? Waarom is mama ‘Geerts’ en ik niet? Dat vind ik niet leuk.’ Tranen biggelen over haar wangen.

Ik probeer haar uit te leggen dat kinderen de achternaam van hun vader krijgen. Dat zij daarom de mijne heeft en mama die van haar opa ‘Peter’. En ik dus die van opa Ben enzovoorts. ‘Ja, want opa Ben is jouw papa?’ ‘Uhuh, knik ik bevestigend.’ ‘En oma Yoland jouw mama?’ Het is de eerste keer dat ik die vraag zo rechtstreeks op mijn bord krijg. Ik wil er niet over liegen. ‘Nee’, zeg ik, oma Yoland is niet mijn mama.’

In haar verschrikte kinderogen wellen opnieuw dikke tranen op. Vraagtekens vechten zich een weg doorheen de waterlanders. Ik leg haar uit dat mijn mama al heel lang dood is. Hoe dat kwam. Dat ik niet weet waarom. Dat zij toch gewoon twee oma’s heeft. Niet te stelpen. ‘Weet je’, zeg ik, terwijl mijn eigen ogen prikken, ‘weet je, papa heet eigenlijk Marc Gerardus Ferdinand Zaan. En die Gerardus en die Ferdinand, dat waren papa’s opa’s. En jij heet Tove, Tove Marie. Marie, net als papa’s mama.’

Het gesnik gaat over in stilte. Ik slik mijn tranen weg. Veeg de wangen van mijn kleine evenbeeld droog. ‘Mag ik een tekening maken voor de verjaardag van Milou?’ ‘Ja schat!’

voor H

Ze stierf op haar drieënzestigste. Ik was een jaar of dertien, een jongetje nog. Kanker. Ik weet er eigenlijk nagenoeg niets meer van. Oma was lang ziek, lag vaak in het ziekenhuis. Het ergert me wel eens, dat ik zo weinig benul heb van haar verscheiden. De idee dat ik op mijn dertiende nog zo weinig benul had van leven en dood. Dertien jaar, vol in de groei, vol van jezelf. Zoveel onwetendheid. Zoveel onschuld. Het ergert me en tegelijkertijd troost het me. Ook in tijden van verdriet kon ik nog, mocht ik nog kind zijn.

Vorige week kregen we een email van H. Haar vader is overleden. Drieënzestig. Het werd weer even stil in mijn hoofd. Zoals altijd bij dergelijk nieuws, maar vooral wanneer de overledene nog jong is. We zijn bijna dertig jaar verder. Dan is drieënzestig plotseling niet zo oud meer. Negenendertig ook niet, of dertig, of achttien. Of drieënvijftig, zoals mijn eigen moeder. Het is geen goed idee om een balans op te maken van die dertig jaar. De volgorde is vervaagd, de herinneringen gelukkig niet. Die blijven.

Herinneringen aan leven. Aan de levenden, aan hoe het was toen we er allemaal nog waren. Het is waar wat ze zeggen, dat het leven gewoon doorgaat. Genadeloos gewoon. Er komen momenten die je zou willen delen. Er komen momenten dat je ze echt mist. En er komen momenten dat je intens verdrietig bent, omdat je ze even was vergeten. Omdat jouw leven genadeloos gewoon verder gaat. H. ik heb jouw vader maar twee keer ontmoet. We wisten dat het niet goed ging, maar we zagen alleen maar een opa met zijn kleinkinderen. Een sterke man die zich ergerde aan zijn mankerende lijf. De waterlanders maken zich opnieuw van mij meester.

En dan gewoon weer verder.