zomerkoorts: 1. proloog

Doorweekt tot op zijn vel hangt Eddy op zijn racefiets tegen de muur van de garage. Dood. Te moe om zijn schoenen uit de pedalen te klikken. Dikke druppels lekken van het overstek in zijn nek terwijl hij moeizaam de sluiting van zijn helm lospeutert. In het halfduister tuurt hij door zijn beregende brillenglazen naar de schaars verlichte woonkamer. Weinig beweging. Alleen het blauwige geflikker van de televisie.

Drie uur heeft hij op de fiets gezeten. Het hoofd tussen de schouders. De striemende regen getrotseerd. Drieënzestig kilometer zegt het tellertje op het stuur. Eddy maakt zichzelf wijs dat hij morgen de instellingen even moet nakijken. Dit kan niet kloppen. Klik. Een voet is los. Hij draait en rukt aan de andere schoen tot hij zijn evenwicht verliest. Met een doffe klap belandt Eddy zijdelings op het gazon. De fiets nog tussen zijn benen. Penibele situatie.

In zijn ooghoek ziet hij de achterdeur open gaan. ‘Het is Eddy. Nee, ik heb geen idee wat ie aan het doen is. Volgens mij ligt hij in het gras. Gaat het lieverd?’ Eddy bromt iets terug. Vloekt binnensmonds om zijn situatie. ‘Nee, hij ging een rondje fietsen. Met dit weer ja. Je kent hem toch, zijn jaarlijkse opleving. Even in de stemming komen.’ ‘Leo, Leontien, help me even’, gooit Eddy de handdoek in de ring. ‘Ik moet hangen schat, hij heeft me geloof ik nodig.’

Langzaam komt hij weer een beetje bij zijn positieven. Een warme badjas, een droge handdoek in zijn nek en een blonde Leffe op het bijzettafeltje. Zijn schouder trekt. Zeurt. Die zal morgen wel stijf zijn. Verder valt het nogal mee. Een kleine schaafwond op zijn kuit is het enige zichtbare letsel dat hij heeft overgehouden aan die onfortuinlijke landing. Op de televisie flitst Wilfred Genee voorbij. ‘Oh, wilde je dat zien?’ Geveinsde interesse. Eddy schudt vermoeid zijn hoofd. ‘Nee, laat maar, ik houd niet van voorbeschouwingen.’ De TV gaat op zwart.

Met een grimas op zijn gezicht kruipt Eddy tussen de lakens. Zijn haar nog nat van het douchen. ‘Doet het zeer?’ ‘Slaap je nog niet?’ ‘Nee. Je bent ook hartstikke gek. Wie gaat er met dit weer nu drie uur fietsen? Je hebt dat ding in geen maanden aangeraakt.’ Eddy wil iets tegenwerpen. Slikt zijn woorden in. ‘Morgen start de Tour.’ Een open deur. Ieder jaar hetzelfde liedje. Kriebelend wielerbloed. De onstuitbare drang om zelf in het zadel te klimmen. ‘Ik weet het lieverd. Ik weet het.’

‘Ze starten op Corsica. Drie dagen geloof ik. Dat is trouwens gewoon Frankrijk. Corsica. Wist jij dat?’ Geen antwoord. ‘En geen proloog, maar dat was vorig jaar ook niet geloof ik. Weet jij dat nog schat?’ ‘Nee, ga nu maar slapen’. Leontien draait zich met haar rug naar Eddy toe. Trekt het dekbed wat verder over haar schouder. ‘Wat doe je? Eddy ga slapen. De trainer heeft het toch gezegd: Geen seks voor de wedstrijd.’

 

De titel doet het misschien al vermoeden, deze maand is de Tour de France aanleiding voor een dagelijks feuilleton. In de eerste plaats bedoeld voor wielerblog Het is Koers, maar vanzelfsprekend ook hier te volgen. De aflevering van morgen staat hier.

just don’t

Wereldnieuws vandaag. Volgens de New York Times zal Lance Armstrong nu toch overgaan tot bekentenissen. Alle media in rep en roer. Iedereen opgewonden. Maar waarover? Over een eventuele bevestiging van wat we eigenlijk al weten? Voor een kruiperig mea culpa van een groot kampioen die zich klein heeft laten krijgen? Een knieval voor de commercie? Een laatste zucht naar aandacht?

De zaak Armstrong is een zegen en een plaag voor de sport in het algemeen en de wielersport in het bijzonder. Natuurlijk is er decennialang gespot met alle natuurwetten. Zijn jonge kwetsbare sportmensen willens en wetens volgepropt met lichaamsvreemde rommel om hun prestaties beter te kunnen controleren. Zijn er mensen betrapt, mensen gestorven en mensen de beste gebleken van alle tricheurs. En toen kwam Lance.

Lance rees op uit de dood. Overwon kanker en Ulrich. Zeven keer nam hij een gele trui mee naar huis. Iedereen buiten Frankrijk vond het geweldig. En in Frankrijk ook, maar alleen als er niemand luisterde. Armstrong zette alles op die ene koers. Zijn training, zijn ploeg en zoals nu bewezen lijkt, zijn dopingprogramma. Heer en meester. En we weten allemaal waar dat toe leidt: Afgunst en naijver.

Heeft er al eens iemand berekend wat het gekost heeft om Lance ten val te brengen? Om de wielersport zuiver te maken? Om de illusie van de grote Amerikaanse sportlegenden in stand te houden? In geld en carrières. In dromen en plezier. Nee, iemand heeft bedacht dat de onderste steen boven moet komen. Dat de wereld recht heeft op de waarheid. Op gerechtigheid. Ten koste van alles.

Het lijkt verdorie wel ouderwetse salonpraat. Een opmaat naar de zoveelste onzinnige oorlog. Tegen de buren, een afwijkende ideologie, terrorisme of doping in de sport. Wat maakt het eigenlijk uit? Iemand is op zoek naar een overwinning en zal die krijgen. Tegen elke prijs. Lancegate is geen gat, het is het deksel van de beerput. Het begin van het einde. Armstrong het ideale boegbeeld om te slachtofferen. Van alle zondaars de grootste.

Lance, ga lekker een eindje fietsen. Kijk een filmpje of doe iets anders wat mensen graag doen in het weekend, maar ga in godsnaam niet met de tranen in je ogen over tot een bekentenis. Hou de eer aan jezelf en hul je in stilzwijgen. Het diepste dat je kunt vinden. Wat je nu ook gaat vertellen, niemand zal het nog willen geloven. Het zolang gezochte antwoord zal eruit gelicht worden en de capitulatie een feit. Mijnheer Armstrong, houd voet bij stuk en doe het niet.

 

Deze blog is ook te lezen op de wielerblog Het is Koers.

slapeloos

Geeuwend staar ik voor mij uit. Een leeg scherm. Een bonkend hoofd. Een dag van welverdiende rust na ruim twee weken doorpezen. Ik heb er voor geknokt, heb de massaspurts overleefd en de Alpen overstegen. En veel tijd verloren met vallen. In slaap uiteraard.

Drie weken per jaar lever ik mij over aan het peloton. In mijn nest voor de televisie staar ik wezenloos naar het flikkerende scherm. Tuur naar de tijdsverschillen, die op mijn archaïsche apparaat, zo lijkt het wel, elk jaar kleiner worden weergegeven. Knikkebollend tussen de belangrijkste ontsnapping en de finish. Snurkend door de afdaling. Het zijn de enige drie weken per jaar dat ik dagelijks een middagdutje doe. Ik houd het niet tegen, het is sterker dan mezelf. Steek het op de lange dagen. ’s Ochtends de ochtendbladen, de hele dag door de wielerblogs, ’s middags de rechtstreekse uitzending, in de vooravond het tourjournaal, op goeie dagen een uitstapje naar de VRT en als afsluiter van de avond de etappe van Mart. Geen wonder dat ik niet wakker kan blijven tijdens de etappe. De rust die over mij komt, wanneer Herbert en Maarten de kleurige karavaan voor mij verslaan, maken het niet makkelijker. Het is die rustgevende factor die het hem doet. De tijd hebben om iedere middag een paar uur op de bank te gaan liggen met de Tour op tv. Het afzien van de renners, de vergane glorie van het Franse platteland, ze maken mijn oogleden zwaar, mijn verdediging zwak.

Dan is daar de eerste rustdag. Geen etappe, geen koers, geen tv, maar vooral; geen dutje. Alleen een zwart gat. Een onbestemd gevoel van verlangen en gemis. Om de tijd te doden, pik ik de draad van alledag weer op. De Tour rust. Ik niet. Mart ook niet. Rond de klok van elf zijn we beiden weer paraat. Moe, niet uitgeslapen, ronduit brak. Maar we zijn op post tot Dalida ons welterusten wenst. Ik erger me, zoals elke avond, even aan het feit dat de NOS haar dit jaar zo vroeg weg draait en sleep me naar de echtelijke sponde. De dag erna ben ik gebroken. Kost het nog meer moeite om de hele beklimming wakker te blijven. De tweede week van de ronde is een hel. Kinderen klagen dat ik snurk. Dat ze naar Mega Mindy willen kijken, niet naar de koers. De wallen onder mijn ogen worden allengs dikker, mijn gelaat grauw en uitdrukkingsloos. Volgen de dagen dat de slaap niet wil komen. De ogen zwaar, het hoofd duf en zeurend. De avond voor de tweede rustdag stort ik in. Koud, vreselijk koud. Zelfs onder mijn winterdekbed. Na het tourjournaal knap ik weer een beetje op. Ik lees wat bij, schrijf een column en wacht op de Avondetappe. Hologig staar ik naar de beeldbuis. Ik ben blij dat ik wakker gebleven ben. Mensen als Harm Kuiper hoor ik graag hun verhaal doen. Genuanceerd en met kennis van zaken. Johnny is onvindbaar. Mart rondt af. Confronteert ons, mij, met de ziekte van Harm Kuiper. Op een manier zoals alleen Mart dat kan. Rechtstreeks, omfloerst en overvol van respect. Zijn gast antwoord op een ontroerend eerlijke manier. Zo dichtbij, zo herkenbaar, zo vredig. Onwillekeurig denk ik even aan mijn moeder. Ook zo’n sterk mens. Toen.

Voor geen goud had ik het willen missen. De laatste week zal weer op het tandvlees zijn. Eerst maar eens zien dat ik de Pyreneeën doorkom.

 

Tot mijn grote plezier hebben de mensen achter de wielerblog ‘Het is Koers‘ mijn verhaal overgenomen. Ga dus zeker ook eens kijken op hun site.