Het is tien uur ’s-avonds, de zon is onder en de nacht neemt snel het stokje over van wat ook hier een mooie zomerse dag zal zijn geweest. Bijna thuis. Een bordeauxrood Mercedesbusje schiet ons rakelings voorbij over het slecht geplaveide wegdek van de buurgemeente. ‘Malloot’, denk ik hardop. ‘Het is ook weer extreem mistig hier in België’, voeg ik er, geërgerd door het nodeloos brandende mistachterlicht van mijn plotse voorganger, sarcastisch aan toe. Uit slechte gewoonte knipper ik met mijn groot licht, ten teken dat hij me verblindt. Een signaal dat ik alleen zelf begrijp, dat weet ik ook wel.
Een paar remlichten flitsen op. ‘Oh ja’, hoor ik naast me verzuchten. Het busje stopt. Er stapt een oververhitte tattooboy met een paardenstaart uit die verhaal komt halen. Gelaten laat ik het zijraam tien centimeter zakken, dat lijkt me meer dan genoeg om de beste man te woord te staan. Na twee dagen wachten tot de auto ‘weer’ gemaakt was, vijfhonderd kilometer met de caravan door de Franse vrijdagavondspits en twee uur file op een uur van huis, ben ik niet echt in de stemming voor een ‘goed gesprek’. Ik hoor de man dreigen en tieren. Wat dat moet met die lichtsignalen. Nou gewoon, om aan te geven dat je mistachterlicht nog brandt natuurlijk. ‘Omdat ik schrok van je achterlijke inhaalactie’, hoor ik mezelf zeggen. Olie op het vuur. Waarom? Geen idee. Mijn gesprekspartner staat witheet allerlei kwaadbedoelde opvoedingstips te delen. Ik kom niet verder meer dan minachtend opzij kijken. Ook geen beste eigenschap in dergelijke situaties.
Nog nablazend beent mijn nieuwe beste vriend terug naar zijn auto, om vervolgens met hoge snelheid zijn weg door de bebouwde kom te vervolgen. Wat zei hij ook alweer over ‘een goed voorbeeld voor uw kindjes’? In de verte zie ik het mistlicht doven…