kind toch

Mijn oudste dochter, vier is ze, is erg bezig met woorden. Met namen, met betekenissen. Ze kan haar voornaam zelf schrijven, daar is ze apetrots op. Maar die achternaam, ‘waarom heet ik Zaan? Waarom is mama ‘Geerts’ en ik niet? Dat vind ik niet leuk.’ Tranen biggelen over haar wangen.

Ik probeer haar uit te leggen dat kinderen de achternaam van hun vader krijgen. Dat zij daarom de mijne heeft en mama die van haar opa ‘Peter’. En ik dus die van opa Ben enzovoorts. ‘Ja, want opa Ben is jouw papa?’ ‘Uhuh, knik ik bevestigend.’ ‘En oma Yoland jouw mama?’ Het is de eerste keer dat ik die vraag zo rechtstreeks op mijn bord krijg. Ik wil er niet over liegen. ‘Nee’, zeg ik, oma Yoland is niet mijn mama.’

In haar verschrikte kinderogen wellen opnieuw dikke tranen op. Vraagtekens vechten zich een weg doorheen de waterlanders. Ik leg haar uit dat mijn mama al heel lang dood is. Hoe dat kwam. Dat ik niet weet waarom. Dat zij toch gewoon twee oma’s heeft. Niet te stelpen. ‘Weet je’, zeg ik, terwijl mijn eigen ogen prikken, ‘weet je, papa heet eigenlijk Marc Gerardus Ferdinand Zaan. En die Gerardus en die Ferdinand, dat waren papa’s opa’s. En jij heet Tove, Tove Marie. Marie, net als papa’s mama.’

Het gesnik gaat over in stilte. Ik slik mijn tranen weg. Veeg de wangen van mijn kleine evenbeeld droog. ‘Mag ik een tekening maken voor de verjaardag van Milou?’ ‘Ja schat!’

piemelnaakt

Het leuke van sociale media als Facebook en Twitter is de aandacht die je als aandachtsgeile moderne mens krijgt van volslagen vreemden. Mensen die menen ergens in jouw profiel een aanknopingspunt te hebben gevonden om een plaatsje in jouw wereld op te eisen. Daar zitten al eens interessante contacten tussen. Leuke. Vreemde.

Zo is de huidige nummer drieënzeventig in mijn lijstje van volgers op Twitter een organisatie met de weinig inspirerende naam @wnbr_nl. Het duurt niet lang om te achterhalen dat die lettercombinatie een afkorting is voor het al veel meer tot de verbeelding sprekende ‘World Naked Bike Ride’. Een wereldwijd initiatief dat sinds 2004 jaarlijks, en ik citeer, de straat terug op eist voor de mensen die er leven en zich op eigen kracht (lopend, fietsend, etc.) voortbewegen, en protesteert op een ludieke wijze tegen de overheersing van de straat door auto’s en ander gemotoriseerd verkeer. Saillant detail daarbij is uiteraard de oproep om dit zo schaars gekleed mogelijk te doen. Maar dat had u vast al begrepen uit de weinig verhullende naam.

Nou mag ik van tijd tot tijd graag een stukje fietsen. Heb ik al wel eens een artikeltje gepubliceerd op hetiskoers.nl en kijk ik al uit naar de start van de Tour de France volgende week, maar over het algemeen ben ik toch eerder genegen mijn fietskleren aan te houden wanneer ik mij op straat begeef. Mijn voorkeur voor ligfietsen maakt het hele idee van fietsen in de blote flikker nog net even onthullender. Daar ga ik verder geen tekening bij maken. Ik ga er van uit dat de mensen achter @wnbr_nl mij gewoon aardig vinden en vooral mijn stukjes appreciëren. En hé, wie ben ik dan om daar niets tegenover te zetten?

Het zegt me wel wat, het idee achter de Ciclonudista. Achter het uiten van de kwetsbaarheid van het menselijk lichaam in het hedendaagse verkeer. Achter het gemak waarmee we zonder daar voldoende bij na te denken onze leefwereld laten overheersen door koning auto. Door de verpersoonlijking van de individuele vrijheid. Door het dodelijkste wapen ooit bedacht. Nee, dat is niet waar, zo is het niet bedacht. Dat is het geworden. Door de betekenis die we er met zijn allen aan zijn gaan geven. De noodzaak die er uit is voortgevloeid. De afhankelijkheid.

Laat ik er geen doekjes om winden, ik houd van auto’s. Ik fiets graag, houd van het afzien, de rust van het eeuwig blijven malen. Het stoempen tegen de wind. Het vervloeken van mijn keuze voor de fiets, wanneer mijn lijf hapt naar lucht en vliegen. De techniek van een automobiel, en dan vooral van een echte. Zo’n ouderwetse, waar je nog bijna kunt horen welk onderdeel wat doet. Waar je de benzine nog ruikt en de hitte van het mechanische hart je voeten verschroeit. Dat is wat mij bekoort aan de auto. En uiteraard, net als iedereen, het gemak waarmee je afstanden af kunt leggen zonder echt afhankelijk te zijn van iemand anders.

‘She was drivin’ down on mainstreet with nothing but the radio on.’ Wie was het ook alweer die dat zong? Dat ene prikkelende zinnetje uit een radiohitje van lang geleden. Misschien net zo prikkelend als het idee om het comfort van het wielerpakje af te gooien en voor een dag in het jaar een vuist te maken tegen de vanzelfsprekendheid waarmee het gemotoriseerde verkeer de dienst uit mag maken op onze straten. Je gaat er over nadenken. Of je wil of niet. Over waar de grens ligt. Wat mijn eigen drijfveer zou zijn om wel of niet mee te doen. Over de sociale druk. Toch over wat een ander er van zou vinden. Ik weet niet of het schaamte is, daar heb ik niet zoveel van. Of het decorum is. De angst om veroordeeld te worden voor het uiten van een mening. Gewoon schijterigheid.

Aanstaande zaterdag stappen in Amsterdam en tal van andere steden wereldwijd hopelijk vele moedige mensen op de fiets. Sommigen plompverloren bloot. Anderen wat voorzichtiger. Als we het wereldwijde web mogen geloven, zal het als vanouds een palet van vreemde vogels zijn. Rimpelige heren met magere billen, volslanke dames met haar daar waar het wellicht niet echt modieus is, beschilderde borstjes, gestringde billen, pluimen en veren op plaatsen waar ze horen. Ik zal er niet bij zijn dit jaar. Ik durf niet en heb gelukkig wat anders te doen. Laat deze column mijn bijdrage zijn om aandacht te vestigen op dit ludieke initiatief.

leesblind

Dit weekend voert de Bibliotheek Zeeuws-Vlaanderen actie tegen de voorgenomen bezuinigingen op het bibliotheekwerk. Een marathonopening met tal van workshops die aan moeten tonen hoe belangrijk de rol van het bibliotheekwezen is op gebied van lezen en taaleducatie. Dat is goed. Het is belangrijk om duidelijk te maken wat de invloed is van een goed taalgebruik in het dagelijkse leven. Op het dagelijkse leven.

In een week waarin terecht veel ophef ontstond over het erbarmelijke niveau van de eindexamens Nederlands op onze scholen lijkt dat geen overbodige luxe. Of is het populistische beleid van onze regering inmiddels dusdanig onderhevig aan de beruchte Nederlandse zesjesmentaliteit, dat we de handdoek al in de ring hebben gegooid? Verkwanselen we onze taal uit gemakzucht en achter elektronica weggestopte luiheid? Nee toch!

De Ondernemingsraad van de bibliotheek begrijpt heel goed dat de bibliotheek niet in haar huidige vorm kan blijven bestaan en dat er een reorganisatie moet plaatsvinden.’ Niet zomaar een quote van de website, maar een zin die mij het bloed naar het hoofd doet stijgen. Wat een vreselijk politiek correcte opmerking voor een aankondiging van een actieplan. Ik begrijp er juist helemaal niets van. Niet van de achterliggende bezuinigingsplannen en ook niet van de lijdzaamheid waarmee men denkt de beleidsmakers op andere gedachten te brengen.

Onderwijs is een van de belangrijkste pijlers onder onze maatschappij. We zien toch het liefst onze kinderen opgroeien tot verstandige en evenwichtige mensen. Met gelijke kansen en mogelijkheden voor iedereen. Daarom hebben we jarenlang gestreden voor goed onderwijs voor iedereen. Sturen we nog steeds enorme bedragen naar ontwikkelingslanden voor scholing en ontwikkeling van de kinderen daar. Om ook voor hen een betere toekomst te garanderen. Beetje dom dan, dat we intussen op het thuisfront onze toekomst verkwanselen aan desinteresse. Aan de blinde bezuinigingsdrang van politici die in hun holle retoriek blijk geven van de noodzaak om de generaties van de toekomst op te leiden tot kritisch denkende individuen. Mensen die in staat zullen zijn de opgave van een snel veranderende wereld tot een goed resultaat te brengen.

Goed onderwijs begint bij een gedegen begrip van taal. We moeten onze kinderen leren te luisteren naar wat een ander bedoelt, onder woorden te brengen wat ze zelf vinden. Daarvoor hebben we taal nodig. Een uniforme taal, in al haar finesse en betekenisvolle glorie. Daarom moeten we onze kinderen leren na te denken over de wijze waarop je iets zegt, iets schrijft, iets overbrengt. Iets begrijpt. Precies dat is de reden waarom we ons zo’n zorgen moeten maken over een eindexamen Nederlands dat zo is opgesteld dat de betekenis van de gebruikte taal verloren gaat. Niet langer belangrijk is.

Het is de reden dat ik niet wil begrijpen dat men de bibliotheek steeds verder uitkleedt. Dat we klakkeloos aannemen dat het niet anders kan. Dat we accepteren dat lezen en de bereikbaarheid van boeken straks weer een aangelegenheid wordt van die bevolkingsgroepen die het zich kunnen veroorloven. Die het zich willen veroorloven. In een land, waar steeds opnieuw blijkt dat grote groepen Nederlanders zich ongerust maken over de eigenheid van het volk. Over de identiteit van de Nederlander binnen de mondiale ontwikkeling. Binnen de multiculturele samenleving. In dat land zouden we ons juist extra hard moeten maken voor onze taal en het correcte gebruik er van. De eenheid van een natie begint immers bij het onderlinge begrip. Om het in het Vlaams te zeggen, we moeten elkaar ‘verstaan’. Daar hebben we de bibliotheek hard genoeg bij nodig.