vijftien

Het is stil in huis. De televisie speelt zachtjes een film waar niemand naar kijkt. De kinderen liggen boven in een comateuze toestand de indrukken van Kerstavond te verwerken. Mijn wederhelft wijdt haar nieuwe bank in onder haar vertrouwde dekentje. Eerste Kerstdag was in geen jaren zo rustig.

Vijfentwintig december 1998. In mijn woonkamer staan de tafels en stoelen tussen de schuifdeuren. De tafel gedekt voor negen. Mijn broer brengt de Kerstdagen door bij zijn vriendin in Taiwan. Mijn moeder op haar eigen verzoek in een ziekenhuisbed. Ze kwam naar huis voor de Kerst. Wilde zo graag thuis zijn voor de Kerst. Het ging niet. Mijn schoonouders en vader zijn bij haar. Ik giet nog een lepel braadvocht over de kalkoen.

Ze voelt zich goed. Opgelucht. Veilig. Het spijt haar dat ze er niet bij kan zijn. Ik snap het wel. Ben blij dat ze zich beter voelt. Morgen zie ik haar weer. Het optimisme van haar bezoek stelt gerust. Ik zadel mijn vader op met het aansnijden van het hoofdgerecht.

Inmiddels zijn we met achttien wanneer het kerstcircus hier neer strijkt. Mijn broer is terug gekomen uit Taiwan. Net op tijd voor de begrafenis. Morgen is het vijftien jaar geleden. Vijftien. Boven liggen twee van haar kleinkinderen diep te slapen. Onwetend, onschuldig. Ze hebben haar nooit gekend. Zij hen nooit. Er zijn momenten dat ik haar ontzettend mis. Bij de gedachte dat zij haar moeten missen het ergst.

gedicht

In menig winkelstraat klinkt vanmiddag voorlopig voor het laatst Sinterklaasmuzak. Die heerlijk doodgearrangeerde versies van de alom bekende liedjes. Morgen niets ontziend vervangen door cd’s met minstens zo zielloze kerstmuzak. Niet moeilijker dan dat. Ik zal het bijna missen, die afgevlakte versie van een vervagende herinnering.

Vaderschapshalve begaf ik mij ook dit jaar weer in de leeuwenkuil der Sint Niklaas-intochten. Winderige kades, waar Klazen uit alle hoeken neerstreken. Tochtige pleinen, waar kleumende vaders zuchtten onder de wriemelende last op hun schouders. Onrustige, nerveuze kinderen. Opgezweept door dreunende houseversies van ‘Zie ginds komt de stoomboot’. Door slap geproduceerde Pietenhitjes. Gezongen door coole Pieten. Nederhop door zwart geschminkte non-talenten. Commerciële rotzooi voor een leeftijdscategorie die eigenlijk niet meer in Sinterklaas gelooft.

Om mij heen zag ik kinderen. Peuters, kleuters, een enkel basisschoolkind dat nog wil geloven. Met mijtertjes, pietenmutsen en gespannen gezichtjes. Sommige zwart geschminkt, sommige niet. Uithangborden voor het standpunt dat hun ouders wilden innemen in de Zwarte Pietendiscussie die dit jaar ongemeen vroeg en hevig uitbrak. Kinderen die ‘Daar wordt aan de deur geklopt’ willen zingen. Met toegenepen stemmetjes ‘Sinterklaasje bonne bonne bonne’ lispelen. Heel misschien een beetje bang van Zwarte Piet.

Het doet mij terug verlangen naar de tijd dat Sinterklaas nog een beetje een wereldvreemde oude baas was. Een mythisch figuur met een dik boek en de gave door een paar ontzettende holle gemeenplaatsen elk kind te laten denken dat het bijzonder was. Naar het heilige ontzag voor het ingebouwde waardeoordeel. Voor roe en zak. Voor die Piet zo zwart als roet. Toen een verrassingsreisje naar Spanje nog een doembeeld was.

In het immer politiek correcte Nederland van 2013 kan een Piet niet zwart meer zijn, gaan zakken leeg terug naar Spanje en weten ze zelfs bij de jeugdzorg niet meer wat een roe is. Is Sinterklaas verworden tot een gezellige goedzak, zijn Pieten tot dommige stuntelaars en de liedjes tot stampende kutherrie. Ik houd van Sinterklaas, heb wekenlang aan de lippen van Dieuwertje Blok gehangen om toch maar niets van het Sinterklaasjournaal te missen. Ik houd van Sinterklaas, van de verwachtingsvolle blikken die hij op de gezichtjes van mijn kinderen tovert. Van ‘Zal die goede Sint wel komen’. Ik ben zelfs al een beetje gewend aan de opvolger van Bram van der Vlugt, maar mogen we alstublieft weer gewoon een beetje bang zijn voor Sinterklaas? En weer hardop ‘Trippeltrappeltrippeltrap’ zingen!

chanel

Naast de vervaarlijk slingerende vrachtwagen komt doodgemoedereerd een klein zwart varken aangewandeld. Netjes, zoals het hoort buiten de bebouwde kom, aan de kant van de weg in de tegenovergestelde richting van het verkeer. Even twijfel ik wat te doen. Het dier lijkt het wel te weten. Ik parkeer in de berm en loop rustig terug naar het voortscharrelende beestje. Het overschatten van verkeersinzicht heeft tenslotte al menig huisdier tot noodslachting gereduceerd.

Desondanks lijkt de jongedame in kwestie niet heel erg onder de indruk van mijn naderende gezelschap. Ze vervolgt haar weg onverstoorbaar in de richting van het dichtstbijzijnde huis onder aan de dijk. De paarden in de wei hinniken enthousiast, terwijl ze meedraven in de richting van het huis. Kat in het bakje, zo houd ik mij reeds voor. Waar is het hek, waar is je hok? Het zwijn kijkt niet begrijpend achterom en snuffelt verder in de onmetelijke rijkdommen die de berm haar te bieden heeft.

‘Jouw varken?’ ‘Nee, niet mijn varken. Van de buren.’ Ik kijk even om mij heen. Begin te beseffen welk huis het moet zijn. Het varken ook. Op haar duizendste gemak maakt ze rechtsomkeert. Het begeleidende gezelschap inmiddels verdubbeld. Een mooie wandeling in de bleke middagzon. De passant, de buurvrouw en het varken. In een boek van Marquez zou het niet misstaan.

‘Daar moet je heen. De dijk af, over de parallelweg naar je eigen hok.’ Dat lijkt ze niet van plan. Veel te steil. Voorzichtige aansporing met een uit een van de hoge populieren gewaaide tak brengt haar niet op andere gedachten. Helpt hooguit als verlengstuk van de arm die het dier de doorgang wil versperren. Verder gaan we. Weg weer van onze bestemming. De stemming blijft ontspannen. Een glooiende helling in een bocht. De makkelijkste weg naar het betonbaantje onder aan de dijk. Ze weet de weg, zie je wel, niets overhaasten.

‘Is Chanel weer ontsnapt?’ Een tweede buurvrouw voegt zich bij het gezelschap. ‘Chanel?’ Zijn er nog vier? Is haar lucht zo penetrant? Daar is het gat in de omheining. Net naast het hek. Iemand vlecht de draden aaneen. Een lege stal wordt geopend. Chanel laat zich niet voor een gat vangen. Even lijkt ze in paniek, dan is daar het openstaande poortje van haar eigen weitje.  De verlossing. Thuis. De reddingsbrigade valt uiteen. Nog een praatje. Een lach. Tijd voor een late lunch. Eieren met spek?