blauw op straat

In dit prachtige, overgeorganiseerde land, houden we niet van rommelig. Van onvoltooide delen. Van losse eindjes. Daarom heb ik hier, net als al mijn buren, hun buren, de vrienden van hun buren, daar de familie van, en al de vage kennissen van die vrienden en familie, een drietal plastic rolcontainers achter het huis staan. Lelijke, stinkende kliko’s in vale kleuren, die de voorkeur van hun inhoud moeten symboliseren. Behalve die ene. In fris blauw. Symbool van zuiverheid.

Hij stinkt niet, mijn papierbak. Hoewel bij voorkeur gevuld met de overblijfselen van alles wat commercieel, kapitalistisch en verdorven is in deze wereld. Let op, ik ben een voorstander van die lelijke kunststof dingen. Geen door katten aangevreten vuilniszakken meer langs de straat, geen slordig bijeengebonden bundeltjes snoeihout, geen doorweekte dozen vol loodzware papierresten. Ik heb de ruimte om ze neer te zetten, hoef ze niet door het huis naar voren te slepen, of op te slaan in een gangetje waar ik liever mijn fietsen zou stallen. Jammer alleen, dat die luxepositie ook inhoudt dat ik elke week honderd meter loop te sjouwen met een van mijn volle kliko’s, eer ze op de opstelplaats voor in de straat staan.

Geen probleem, ik ben een fitte kerel en ik begrijp best dat het de ronde van zo’n vuilniswagen niet heel erg op gang helpt, wanneer ze elk smal doodlopend straatje in de gemeente in moeten rijden. Wat ik niet snap, is het design van mijn blauwe bak. Het is zo’n kleintje, want de gemeente alhier heeft in al haar wijsheid ooit besloten dat gezinsgrootte of vierkante meters tuinonderhoud niet absoluut zijn. Mijn groene bak is dus ook van het kleinste formaat. Moet volstaan voor vijftienhonderd vierkante meter gazon. In de winter in elk geval. Maar daar gaat het niet om. Die groene bak doet het prima. Die staat lekker breed op de wielen en hobbelt gedwee achter me aan de straat door. Of er nou drie schimmelige paprika’s inliggen of het aangestampte groenafval van twee weken zomers tuinonderhoud.

Nee, dat blauwe ding. Met die kek ingewerkte wieltjes en zijn taps uitlopende profiel. Dat werkt dus niet met het gewicht van een maand oud papier. Wat zeg ik, zelfs leeg slingert en stuitert het ding achter je aan alsof het maar voor een ding bedacht is. Omflikkeren. Altijd topzwaar. Onmogelijk te hanteren. Ronduit onhandig. Natuurlijk ben ik blij dat ik het ding niet door een smal steegje hoef te zeulen. Dat scheelt in elk geval het maandelijks ontvellen van mijn knokkels. Natuurlijk ben ik blij dat ik er geen bordesje mee af moet, dan was ik al lang door mijn rug gegaan. Maar mocht er bij de gemeente Terneuzen inmiddels een nieuw, stabieler model rolcontainer in de voorraad staan, een langeafstandskliko zeg maar, ik houd me aanbevolen.

synchroondromen

Op de televisie gaat een wekker af. Hier op de bank slaat er op exact datzelfde moment iemand slaperig om zich heen. Naar een mug, is de uitleg. Zoete dromen.

zoals de waard is

Het vakantieseizoen is weer in alle hevigheid losgebarsten. Dat zie je op nagenoeg elke min of meer doorgaande weg die in de richting van lekker weer zou moeten gaan. Overal volgepakte auto’s, touringcars en slingerende caravans die de hele stoet ophouden. Vooral die laatsten zijn velen een doorn in het oog. Maar laten we eens even iets verder kijken dan onze smeltende motorkap lang is. Ziet u die mensen met die bagagewagentjes? Ja, die met die oude herenfietsen er bovenop, die. Dat is het soort mensen die straks op de camping staan te pochen dat hun tent zelfs bij 10 Beaufort nog geen krimp geeft. Die smalend staan te lachen bij caravanbezitters met een stormband over hun voortent. Die om negen uur toch een paar sokken aantrekken in hun sandalen, omdat het een beetje klam wordt buiten. Het zijn mensen met een De Waard-tent.

Zo’n veels te zware kuttent met honderdduizend haringen. Elk met hun eigen scheerlijntje. Sommige hebben er zelfs twee, want je kunt de kinderen toch niet laten wegwaaien. Vandaar ook die aanhangwagen, zo’n kolereding past uiteraard in geen enkele fatsoenlijke auto. Eenmaal opgezet zijn ze een onderschatte risicofactor van de hoogste orde. Spelende kinderen en andere normale mensen breken hun nek over al die achterlijke scheerlijntjes en de lokale fauna raakt onverwijld verstrikt in het zorgvuldig gesponnen web van het opgeschoren vakantiekapsel van dienst. Het plaatsje tot de laatste milimeter volgetimmerd met een stormbaan waar de landmacht jaloers op zou zijn en dan dat irritante aanhangwagentje met zo’n handig deksel er schuin voor geparkeerd met die fiets er dus tegen. Je ziet ze bij aankomst het hele kampeerterrein sonderen, op zoek naar een stuk stuifzand, waar ze alle vijfhonderdduizend haringen van hun overrated altotent in de grond kunnen krijgen, zonder op stenen of boomwortels te stuiten. Dat alleen is een reden waarom ik ieder jaar uit voorzorg een paar rompertjes in maatje 56 aan de waslijn voor mijn caravan heb hangen. Zo’n fijne tent zal dan misschien alles doorstaan, geluid isoleren doen ze niet…

Fijne vakantie.