bondscoach

Zo in de finale van het wereldkampioenschap wielrennen is er een ding dat mij vreselijk opvalt. Terwijl Gilbert alleen de Cauberg op probeert te fietsen en Kolobnev klem zit achter Boonen, zitten er drie, vier, vijf man in zijn wiel in het commentaarhokje van de NOS. Ik hoor Mart Smeets, Maarten Ducrot, Michael Boogerd, Herbert en Pia Dijkstra, Jean Nelissen, Theo Koomen. Het is een grote bonte mengelmoes van commentatoren. Zoals er bij het voetbal zestien miljoen bondscoaches zijn, zo lijkt men bij de sportredactie van de vaderlandse omroep niet langer te kunnen kiezen wie op de meest eloquente manier verslag kan leggen van een wereldkampioenschap. Ik pleit voor een nationale commentatorenbondscoach. Laat Kneteman verrijzen en aanwijzen wie hij volgend jaar in dat hokje wil zien zitten. Dan kan ik weer rustig door de koers heen slapen.

belangrijker

Zijn de spelen al begonnen? De moderne spelen bedoel ik. Het speeltje van Baron Pierre en de zijnen. Ik zou natuurlijk op zijn minst Olympisch brons voor huichelen behalen, wanneer ik hier zou pretenderen nog niet de kans te hebben gehad een stukje van de olympische droom te kunnen volgen. De eerlijkheid gebied mij gewoon toe te geven dat het me nog niet heel erg heeft geïnteresseerd. In elk geval niet genoeg om langer dan drie minuten van de wegwedstrijd in het wielrennen te volgen in de kantine van de camping. Aan de stroom tweets te zien heeft Vinokourov gewonnen en niet geheel zonder twijfelachtige nasmaak achter te laten. Uiteraard maakt dat allemaal niets uit, Olympisch sporten doe je immers voor de eer van het meedoen, niet voor de winst.

Tenminste, dat is wat ik altijd heb begrepen uit het beroemde adagium ‘meedoen is belangrijker dan winnen’. Ik zeg ‘begrepen’, maar ik bedoel natuurlijk precies het tegenovergestelde. Welke sportman of –vrouw op niveau is nou niet zo bloedfanatiek dat hij of zij koste wat kost wil winnen? Niemand toch? Het is een leuk adagium om nog eens boven te halen, wanneer je de strijd achteraf toch blijkt te hebben verloren. Bijzonder motiverend is het allemaal niet. Niemand gelooft er ook echt in. De sporters niet, om moverende redenen die ik hier niet eens ga uitleggen. De sportbonden ook niet. Er is geen nationaal Olympisch verbond ter wereld dat geen waanzinnige limieten oplegt aan haar atleten om een kaartje naar de felbegeerde spelen te bemachtigen. Je kunt al sinds de spelen in Lake Placid het snelste rondje ooit geschaatst door een landgenoot neerzetten, vindt de bond dat het sneller moet om internationaal mee te kunnen tellen, dan kun je het schudden. Hoogwaardigheidsbekleders, regeringsleiders, koninklijke sufkutten en uitgedijde sportvedetten van weleer, geen van allen komt zijn bed nog uit om een delegatie van vrijblijvendheid te komen aanmoedigen. Winstkansen, daar draait het om. Het is sneu voor mijnheer de Baron, maar meedoen is voor romantici, voor stukjesschrijvers en verliezers.

slapeloos

Geeuwend staar ik voor mij uit. Een leeg scherm. Een bonkend hoofd. Een dag van welverdiende rust na ruim twee weken doorpezen. Ik heb er voor geknokt, heb de massaspurts overleefd en de Alpen overstegen. En veel tijd verloren met vallen. In slaap uiteraard.

Drie weken per jaar lever ik mij over aan het peloton. In mijn nest voor de televisie staar ik wezenloos naar het flikkerende scherm. Tuur naar de tijdsverschillen, die op mijn archaïsche apparaat, zo lijkt het wel, elk jaar kleiner worden weergegeven. Knikkebollend tussen de belangrijkste ontsnapping en de finish. Snurkend door de afdaling. Het zijn de enige drie weken per jaar dat ik dagelijks een middagdutje doe. Ik houd het niet tegen, het is sterker dan mezelf. Steek het op de lange dagen. ’s Ochtends de ochtendbladen, de hele dag door de wielerblogs, ’s middags de rechtstreekse uitzending, in de vooravond het tourjournaal, op goeie dagen een uitstapje naar de VRT en als afsluiter van de avond de etappe van Mart. Geen wonder dat ik niet wakker kan blijven tijdens de etappe. De rust die over mij komt, wanneer Herbert en Maarten de kleurige karavaan voor mij verslaan, maken het niet makkelijker. Het is die rustgevende factor die het hem doet. De tijd hebben om iedere middag een paar uur op de bank te gaan liggen met de Tour op tv. Het afzien van de renners, de vergane glorie van het Franse platteland, ze maken mijn oogleden zwaar, mijn verdediging zwak.

Dan is daar de eerste rustdag. Geen etappe, geen koers, geen tv, maar vooral; geen dutje. Alleen een zwart gat. Een onbestemd gevoel van verlangen en gemis. Om de tijd te doden, pik ik de draad van alledag weer op. De Tour rust. Ik niet. Mart ook niet. Rond de klok van elf zijn we beiden weer paraat. Moe, niet uitgeslapen, ronduit brak. Maar we zijn op post tot Dalida ons welterusten wenst. Ik erger me, zoals elke avond, even aan het feit dat de NOS haar dit jaar zo vroeg weg draait en sleep me naar de echtelijke sponde. De dag erna ben ik gebroken. Kost het nog meer moeite om de hele beklimming wakker te blijven. De tweede week van de ronde is een hel. Kinderen klagen dat ik snurk. Dat ze naar Mega Mindy willen kijken, niet naar de koers. De wallen onder mijn ogen worden allengs dikker, mijn gelaat grauw en uitdrukkingsloos. Volgen de dagen dat de slaap niet wil komen. De ogen zwaar, het hoofd duf en zeurend. De avond voor de tweede rustdag stort ik in. Koud, vreselijk koud. Zelfs onder mijn winterdekbed. Na het tourjournaal knap ik weer een beetje op. Ik lees wat bij, schrijf een column en wacht op de Avondetappe. Hologig staar ik naar de beeldbuis. Ik ben blij dat ik wakker gebleven ben. Mensen als Harm Kuiper hoor ik graag hun verhaal doen. Genuanceerd en met kennis van zaken. Johnny is onvindbaar. Mart rondt af. Confronteert ons, mij, met de ziekte van Harm Kuiper. Op een manier zoals alleen Mart dat kan. Rechtstreeks, omfloerst en overvol van respect. Zijn gast antwoord op een ontroerend eerlijke manier. Zo dichtbij, zo herkenbaar, zo vredig. Onwillekeurig denk ik even aan mijn moeder. Ook zo’n sterk mens. Toen.

Voor geen goud had ik het willen missen. De laatste week zal weer op het tandvlees zijn. Eerst maar eens zien dat ik de Pyreneeën doorkom.

 

Tot mijn grote plezier hebben de mensen achter de wielerblog ‘Het is Koers‘ mijn verhaal overgenomen. Ga dus zeker ook eens kijken op hun site.