xenonfobie

Min of meer noodgedwongen maakte ik onlangs nachtelijk gebruik van het netwerk van Franse snelwegen. Heerlijk, die lange meanderende peages. Modern spiegelglad asfalt gehuld in ouderwets duister. Nu en dan een verdwaalde camion op het rechterbaanvak en verder niets dan de grote leegte. Normaal ben ik niet zo van het ’s nachts rijden. Niet meer. Kan niet meer zo goed wakker blijven als weleer. Wat ik wel nog steeds prima kan, is zien in het donker. Gewoon met een paar gloeilampjes. Nou goed, de auto waarin ik me tegenwoordig dagelijks verplaats heeft wel aardige halogeenverlichting, maar is gelukkig niet chique genoeg voor de plaag van de moderne straat, de Xenonbaviaan.

De Xenonbaviaan is een product van de evolutie dat denkt Darwin te kunnen overklassen door zichzelf te modificeren met technische hulpmiddelen. Een van de zwakke punten van de Xenonbaviaan is zijn matige nachtzicht. Logisch dat dit een van de speerpunten is in zijn technische rode boekje. Daglicht bij nacht, dat is het ultieme doel van de Xenonbaviaan. Daartoe heeft deze klasse, u raadt het al, de xenonverlichting omarmd als revolutionaire leer. Vraag me geen technische details, want beste lezer, u begrijpt dat ik als rechtgeaarde xenonfoob mij niet in deze materie wens te verdiepen. Wat ik er over kan zeggen is niet meer dan dat het verdraaid veel licht geeft. Heel fraai, goed geproportioneerd ontzettend wit licht. En dat is fijn. Wanneer je ze voor je hebt. Wanneer het af fabriek is gemonteerd en vooral correct is afgesteld.

Wat ik in mijn achteruitkijkspiegels heb gezien was een overdosis aan blauwwit licht. Waaiers van verblindend daglicht om drie uur in de morgen. Xenonlicht in alle stadia van wijds rafelende aftermarketmontage op gare Hyundai’s tot majesteitelijk naar de maan schijnende lichtbakens op Beierse slagschepen zonder fatsoenlijke niveauregeling. Uiteraard allemaal bestuurd door de nachtblinde Xenonbaviaan, die, met behulp van deze persoonlijke toevoeging aan de veel bekritiseerde theorieën van vrindje Charles, geen enkele belemmering meer ondervindt om bij nacht en ontij aan hoogst illegale snelheden over des herens wegen te denderen. Het zou kunnen dat menig een nachtblinde uil meent op deze manier zijn steentje bij te dragen aan de verkeersveiligheid, doch ik zou hier persoonlijk voorzichtig een andere leer aan durven hangen.

donnerwetter 4

Terwijl donkere onweerswolken samenklonteren aan de zo-even nog stralend blauwe hemel, roeit de vrouw met een vastberaden blik naar het midden van het meer. Langzaam. Moeizaam. Gehinderd door haar falende lijf. De kracht nodig om de zware stalen jol over het water te bewegen stamt uit louter wilskracht. Nu en dan neemt ze heel even pauze. De stakerige armen langs haar verhakkelde borstkas hangend. Ongemakkelijk schuift de vrouw met haar knokige billen over het harde houten bankje. Dan zet ze opnieuw aan. Haar vingers bloeden. Terwijl ze uit alle macht aan de riemen trekt, hijgen haar longen getergd om zuurstof.

De eerste dikke druppels vallen op het rimpelloze wateroppervlak. Hoopvol kijkt de oude dame naar omhoog. De oogopslag vermoeid, de uitdrukking onverstoorbaar. De regen doorweekt haar groenige gewaad. Haar lange witte haar hangt welhaast onzichtbaar langs haar ingeteerde gezicht naar beneden. Bij de eerste donderslag beginnen haar dunne kleurloze lippen een onhoorbaar gebed te prevelen. De regen valt intussen in dikke druppels loodrecht naar beneden. De vrouw speurt over het meer, maar het gordijn van water ontneemt haar het zicht. Ver genoeg.

Vastbesloten duwt ze de riemen overboord. Gelaten kijkt ze toe hoe ze langzaam wegdrijven. Tergend langzaam. Zichtbaar moeizaam stroopt ze het doorweekte kleed van haar naakte lijf. Of wat er rest van wat eens een kathedraal van vrouwelijkheid was. Het zinkt half onder het wateroppervlak voor het zich van het bootje verwijdert. Een felle lichtflits gaat een harde donderklap kort vooraf. Het komt dichterbij. Rillend begint de vrouw een oude langwerpige katoenen zak open te knopen. Een voor een haalt ze de metalen buizen er uit, als wilde ze een tent opzetten. Koortsachtig schuift ze de stokken in elkaar. Klik en vast. Elk verende bolletje in het corresponderende gaatje. Als ze een meter of zes aan elkaar heeft gezet, trekt ze de zwiepende mast met een allerlaatste krachtsinspanning overeind. De volgende bliksemschicht komt loodrecht naar beneden en lijkt de tijd heel even stil te zetten. Een moment in bevroren licht.

Midden op het meer staat een bejaarde vrouw in een ijzeren bootje. In haar hand een lange metalen antenne. Het bleke naakte lichaam fier rechtop. De versneden platte borst flauw ademend. Een witte schim, wachtend op de finale klap. De genade.

 

Vakvrouw en vriendin Yoeke Nagel (www.yoeke.com) twitterde de volgende schrijftip: ‘Zet je hoofdpersoon in een bootje op het meer. Laat dan een enorm onweer losbarsten. Schrijf wat ze doet.’ Deze maand probeer ik iedere woensdag aan haar vraag te voldoen.

 

 

vermoorde onschuld

Onlangs stuitten wij, tijdens een onschuldig ritje door het Franse landschap, op een gehucht met de naam ‘La Tourette’. Volledig in vakantiestemming, speurde ik vanuit mijn ooghoek naar de restanten van een fotogeniek oud torentje. Doch veel meer dan een armzalig huis of drie en een vervallen station de service, had het plaatsje niet te bieden. Op de automatische piloot schoot ik een paar plaatjes met het digitale zakwondertje en enkele minuten later lag het nietszeggende buurtschap al weer achter ons. Die avond, terwijl ik mij in de avondschemering zat te ergeren aan het rumoer, dat het zoveelste bosspel over de camping uitstrooide, leek het even stil te worden om mij heen. Zag ik dat goed, nu ik de foto’s uitvergroot op het beeldscherm van de laptop terug zag? Half verscholen achter de langzaam scheefzakkende overkapping van het station de service was de geschilderde bedrijfsreclame nog zichtbaar. Naast het grote, bijna niet meer herkenbare logo van het roemruchte oliemerk Yacco stond het toch echt duidelijk: Garage Gilles Sarl. Nah, dat kon toch bijna niet, zo flauw bedenk zelfs ik mijn grappen niet.

Onwillekeurig bleven mijn gedachten hangen bij deze ‘toevallige’ samenloop van omstandigheden. ‘Gge Gilles de La Tourette’. Hoe vaak zou deze onfortuinlijke garagist geconfronteerd zijn met flauwiteiten rond zijn naam en herkomst? Zouden de dorpelingen en boeren uit de omtrek hem lachend hebben aangekeken, telkens hij een meer of minder onderdrukte ‘merde’ door de garage liet schallen, wanneer hij zijn volledige onderarm weer eens open haalde aan het scherpe blik van zo’n product van de vaderlandse nijverheid? Of zou het slechts de oude dokter uit het nabijgelegen dorp zijn geweest, die het komische effect van deze ongelukkige combinatie van de ouderwetse gewoonte om de pasgeborene te vernoemen naar de heilige op wiens naamdag hij of zij ter wereld kwam, met de geografische benoeming van ‘s mans geboortedorp op zijn waarde kon inschatten. Telkens wanneer de onderdrukte frustratie van deze bekwame mechanicien aan de oppervlakte kwam bij de raadselen, waar de complexe techniek van de drieënvijftiger Panhard hem voor stelde? Geïntrigeerd door mijn eigen hersenspinsels surfte ik, via de gratis WiFi verbinding die de camping mij ter beschikking stelde, langs een schier oneindige hoeveelheid informatie over deze illustere ziekte.

‘… een neuro-psychiatrische aandoening die gekenmerkt wordt door tics. Een tic is een plotselinge, snelle, herhaalde, niet-ritmische stereotiepe, motorische beweging of vocale uiting.’ Een kort citaat uit een lange omschrijving van een lastig ziektebeeld. Verderop in de tekst wordt er op gehamerd, dat slechts een klein aantal van de patienten ook daadwerkelijk lijdt aan coprolalie, het voor de grote boze buitenwereld zo kenmerkende roepen van verwensingen. Een andere website verhaalt over de Franse neuroloog Georges Gilles de la Tourette als naamgever van het gelijknamige syndroom. Niet meteen spannende lectuur om op door te fantaseren. Nog veel minder een aanwijzing dat de additieven van de Ets. Yacco aanleiding zouden kunnen zijn geweest voor een neurologische epidemie onder haar professionele afnemers. Het kromgebogen oude dametje met het zwarte haarnetje had de moeder van onze Gilles kunnen zijn. Het had zomaar gekund dat haar hardwerkende zoon de naamgever was geweest van een syndroom dat velen op deze aardkloot het leven zuur maakt. Het was gewoon een oud vrouwtje. Misschien heette ze gewoon Mme Durand. Of Petit. En heette haar zoon Eduard. Misschien was ze wel kinderloos en zuur. Misschien was ze wel eens uitgescholden door Gilles, de garagehouder van La Tourette. Misschien ook wel niet.

Twee jaar geleden werd mij gevraagd om een bijdrage te leveren aan een boek ter gelegenheid van het huwelijk van een bevriend stel. Bovenstaand verhaal maakte deel uit van mijn typering van de bruidegom.