draad

Vijftien jaar geleden verhuisde ik naar het onooglijkste dorpje dat ik ken. Een paar straten. Een rommelig samenraapsel van oud en nieuw. Vernieuwbouw. Glimmende steentjes in scheurende voorzetgevels. Dakgoten betimmert met witte kunststof schrootjes. Vaal wit, groenig, misschien toch niet voor de eeuwigheid. Twee cafés, een buurtwinkeltje, een kerk, een frituur, oh en een grens.

Vanuit het raam in de voorkamer kijk ik uit over mijn straat, die uitloopt in de Dorpsstraat. De doorgaande weg en meteen het randje van Nederland. Het huisje van mijn zuiderburen net zichtbaar tussen twee andere aan deze kant van de streep. Vijftien jaar terug woonde er nog een dementerend oud vrouwtje. Maria Wereldoorlog noemden wij jonge snaken haar. Omdat ze over niets anders sprak. Over de grote oorlog en de draad. Het hekwerk dat in ’14 – ’18 zo dicht voor haar huis langs liep, dat ze niet meer binnen of buiten konden.

Ik had geen benul. Hoorde voor het eerst over het hekwerk dat mijn dorp bijna een eeuw geleden drie jaar lang doormidden sneed. Kon me er ook nooit heel veel bij voorstellen. De grenspost, dat is het frituur. Mijn leven lang vlak langs de grens gewoond. Een kind van mijn tijd. Oud genoeg om jarenlang met twee valuta in mijn portefeuille te hebben rondgelopen, te jong om me de fysieke aanwezigheid van de grens echt te kunnen herinneren. Een ketting over de weg tijdens de hysterie rond de vogelpest in 2003, is het enige dat ik me kan herinneren. Verdomd lastig, dat weet ik nog wel.

Vanmiddag ben ik helemaal bijgepraat. Professor Alex Vanneste van de UvA was uitgenodigd om een lezing te komen geven in het parochiehuis alhier. Een lezing over, jawel, de draad. Een elektrisch hek van 357 kilometer lang, in een tijd dat mensen nog gewoon met de kippen op stok gingen. Toen elektriciteit nog iets voor grootindustriëlen was. Een twee meter hoog hek met een dodelijk voltage, in een periode waarin je nog bij het licht van een flakkerend kaarsje de strozak in je bedstee op moest schudden. Een onwetendheid die nog zoveel malen groter was dan de mijne. Gevolgen groter dan ik ooit hoop mee te maken.

Een hek, een onnozel hek als oorlogswapen. Zoiets bedenk je niet. En toch. Van de geschiedenis blijkt niets geleerd. Over de hele wereld worden grenzen geschonden, betwist en bevochten. Worden barrières opgeworpen. Muren geslecht. Niemand denkt lang genoeg na bij wat ver weg is. Verder dan de eigen schutting. Onze wereld is het internet, wat ons niet aanstaat verdwijnt met een klik. Een schril contrast met de loopgraven en de dodendraad van weleer. We kunnen het ons niet meer indenken. Dat is geruststellend en vreselijk angstaanjagend tegelijkertijd, zoveel heb ik vandaag wel geleerd.

astrakan

Op het scherpe profiel van de liniedijk staat een enorme vaalwitte stier. Eenzaam tegen een decor van blauwe lucht en een enkel schapenwolkje. Stilleven met rund en lente. De heiige ochtendzon geeft het geheel iets onbedoeld lieflijks. Tekenen van ongeboren zomer.

oh, oh, w.a.

Ik zou best nog wel een keertje net als vroeger naar Bea willen zwaaien
In de zon een beetje hangen op een dranghek, en anders aan een paal
In september met zijn allen langs de lijn om naar de koets te wuiven
In april een koekie happen, met de mooiste rommel aan de haal

Ik zou best nog wel een keertje met Prins Claus een dasje willen knippen
Met een schaar, een stanleymes, een botte bijl, dat dondert me niet veel
Lekker dwars tegen de geldende moraal en de ouwe etiquette
Want bij de prinsgemaal bleef er nooit een heilig huisje heel

Oh, oh, W.A., Koning van de zure pruimen
De senioren, de babyboomers en het grut
Oh, oh, W.A., ik zou niet met je willen ruilen
Meteen gaan huilen, tot mijn oren in de put

Je zou best nog wel een keertje net als vroeger een pilsje willen happen
Op je schaatsen via Harlingen en Bolsward naar de Bonkevaart
En na afloop in de stad een kroketje bij de Febo
De dag daarna weer bij je oma op de koffie, met een stukkie taart

Oh, oh, W.A, Koning van de zure pruimen
De kouwe kak, de volkse humor en het tuig
Oh, oh, W.A., ik zou niet met je willen ruilen
Meteen gaan huilen, met een brok achter m’n huig

Ik zou best nog wel een keertje… ach, wat zit ik toch te dromen
Want je moeder heeft het knikken afgezworen, voor haar echt niets te vroeg
Maar Koninginnedag, moest je dat nou echt zo nodig een dag of wat verplaatsen
Zo komt die vrije dag op mijn verjaardag dus never-nooit meer terug

Oh, Maxima, Koningin achter de duinen
Buenos Aires, La Matanza, Córdoba
Oh, Maxima, ik zou niet met je willen ruilen
Meteen gaan huilen en terug naar mijn papa

Meteen gaan huilen en terug naar mijn papa

 

In alle heisa rond het kroningslied is het toch onbegrijpelijk dat iedereen Harry Jekkers over het hoofd gezien heeft? Zijn ode aan Den Haag was altijd al een kroningslied in vermomming. Het had alleen een klein duwtje nodig.