speltfout

 

Speltbrood Vervuild

Sporen van zonnebloem gevonden in brood Bakker Bart

Bakkerijketen Bakker Bart heeft vanochtend preventief alle Speltbrood met productiedatum 30 maart 2014 uit de schappen gehaald. Aanleiding is de vondst van zonnebloem in brood gekocht bij een vestiging in Terneuzen.

Een vroege klant trof vanochtend sporen van zonnebloem aan in zijn bammetje met tevredenheid. ‘Ik zei nog tegen mijn vrouw, heb je nu weer Zonnepittenbrood gekocht, maar ze verzekerde me dat het Speltbrood was’, verhaalde de verbolgen klant, die liever anoniem wil blijven, tegen onze verslaggever. ‘Je leest de laatste tijd zoveel spookverhalen, over paardenvlees in lasagna enzo. Allemaal kolder denk je dan, maar met dit brood was echt iets mis. En dan heb ik het niet over het rookvlees dat er tussen zat.’

Een zegsman van Bakker Bart bevestigde eerder vanochtend dat de verdachte partij uit de winkels is gehaald. ‘Wij werken alleen met de zuiverste bestanddelen. Op dit moment wordt de hele bevoorradingsketen doorgelicht. De voedingsautoriteit heeft een vergaand onderzoek gelast.

Klanten die twijfelen of hun brood verdachte bestanddelen bevat, kunnen het tot uiterlijk morgen in de originele verpakking aanbieden in een filiaal van Bakker Bart. Zij ontvangen een tegoedbon en een halfje Boerenbruin. ‘Gegarandeerd zonder boer’, aldus de woordvoerder.

 

Een poosje terug had ik het met PZC-columniste Marleen Blommaert over de stijlvormen die worden gebruikt op de satirische nieuwsblog De Speld. Omdat geen uitdaging het waard is uit de weg te worden gegaan stelden we onszelf een deadline voor een ware Zeeuwse Spelt-battle. En die deadline verliep gisteren. Hierboven mijn inzending, maar dat had je ondertussen vast al door.

gedicht

In menig winkelstraat klinkt vanmiddag voorlopig voor het laatst Sinterklaasmuzak. Die heerlijk doodgearrangeerde versies van de alom bekende liedjes. Morgen niets ontziend vervangen door cd’s met minstens zo zielloze kerstmuzak. Niet moeilijker dan dat. Ik zal het bijna missen, die afgevlakte versie van een vervagende herinnering.

Vaderschapshalve begaf ik mij ook dit jaar weer in de leeuwenkuil der Sint Niklaas-intochten. Winderige kades, waar Klazen uit alle hoeken neerstreken. Tochtige pleinen, waar kleumende vaders zuchtten onder de wriemelende last op hun schouders. Onrustige, nerveuze kinderen. Opgezweept door dreunende houseversies van ‘Zie ginds komt de stoomboot’. Door slap geproduceerde Pietenhitjes. Gezongen door coole Pieten. Nederhop door zwart geschminkte non-talenten. Commerciële rotzooi voor een leeftijdscategorie die eigenlijk niet meer in Sinterklaas gelooft.

Om mij heen zag ik kinderen. Peuters, kleuters, een enkel basisschoolkind dat nog wil geloven. Met mijtertjes, pietenmutsen en gespannen gezichtjes. Sommige zwart geschminkt, sommige niet. Uithangborden voor het standpunt dat hun ouders wilden innemen in de Zwarte Pietendiscussie die dit jaar ongemeen vroeg en hevig uitbrak. Kinderen die ‘Daar wordt aan de deur geklopt’ willen zingen. Met toegenepen stemmetjes ‘Sinterklaasje bonne bonne bonne’ lispelen. Heel misschien een beetje bang van Zwarte Piet.

Het doet mij terug verlangen naar de tijd dat Sinterklaas nog een beetje een wereldvreemde oude baas was. Een mythisch figuur met een dik boek en de gave door een paar ontzettende holle gemeenplaatsen elk kind te laten denken dat het bijzonder was. Naar het heilige ontzag voor het ingebouwde waardeoordeel. Voor roe en zak. Voor die Piet zo zwart als roet. Toen een verrassingsreisje naar Spanje nog een doembeeld was.

In het immer politiek correcte Nederland van 2013 kan een Piet niet zwart meer zijn, gaan zakken leeg terug naar Spanje en weten ze zelfs bij de jeugdzorg niet meer wat een roe is. Is Sinterklaas verworden tot een gezellige goedzak, zijn Pieten tot dommige stuntelaars en de liedjes tot stampende kutherrie. Ik houd van Sinterklaas, heb wekenlang aan de lippen van Dieuwertje Blok gehangen om toch maar niets van het Sinterklaasjournaal te missen. Ik houd van Sinterklaas, van de verwachtingsvolle blikken die hij op de gezichtjes van mijn kinderen tovert. Van ‘Zal die goede Sint wel komen’. Ik ben zelfs al een beetje gewend aan de opvolger van Bram van der Vlugt, maar mogen we alstublieft weer gewoon een beetje bang zijn voor Sinterklaas? En weer hardop ‘Trippeltrappeltrippeltrap’ zingen!

apetrots

‘Papa, wanneer mag ik eindelijk nog eens op mijn trappersfiets fietsen?’ Een gezicht als een donderwolk. Een verwijtend snuitje, dat geen enkele moeite doet om haar eigen rol in het geheel een plaats te geven. Zoals alleen een kleuter dat kan.

Vier maanden eerder kon ze fietsen. Alleen. Los. Zonder zijwieltjes. Zo trots als een pauw verkondigde ze haar nieuw verworven kunde aan ieder die het horen wilde. Aan iedereen die binnen haar stembereik kwam eigenlijk. En dat was het. Mijn knappe dochter van amper drie jaar kon fietsen. Ze deed het niet, ze kon het. Tot dat moment midden in de winter. Even geen sneeuw en ijs. Mevrouw wil fietsen. Het kost wat moeite, maar na een dag of twee heeft ze de slag weer te pakken. Het lukt. Zonder papa. Ze fietst het straatje op en neer alsof ze nooit anders gedaan heeft. Achteloos wordt het oranje racemonster voor de poort van het buurmeisje gepositioneerd. Haar nieuwe verlengstuk. De gewoonste zaak van de wereld.

Op maandagochtend trappelen mijn stoute schoenen in de gang. De jongste is naar het kinderdagverblijf, wij tweeën blijven over. De bakfiets in de schuur. Haar gezicht een groot vraagteken. ‘Mag ik op mijn fiets?’ Ik knik. Reik haar het fietsje aan. Neem mijn eigen fiets en zet de achtervolging in. Eenmaal aan het einde van ons doodlopende straatje begint de echte wereld. Auto’s, tractoren, andere fietsers. Geconcentreerd buigt ze zich over het stuur. ‘Kijk voor je! Blijf trappen! Pas op voor die auto!’ Ik zwijg. Vervang mijn oerinstinct door zoetgevooisde aanmoedigingen. Gemeende trots en opgeblazen complimenten. Onverstoorbaar laat ze zich naar school coachen. De enige die haar wat doet is een blaffende hond achter een muur. Vanmiddag moet ze een helm op, verwijt ik mijzelf.

De keren dat mijn kleine coureur sindsdien gekozen heeft om bij haar zusje in de bakfiets te klimmen, zijn op de vingers van een hand te tellen. Dapper maalt ze haar trappers in de rondte om de zevenhonderd meter naar school af te leggen. Keer op keer. Ik ben haar buffer. Schep ruimte. Zorg dat ze gezien wordt. Maanden later hoor ik andere ouders, door de late voorjaarszon uit hun blikken ommanteling gedreven, verwonderd reageren. Bewonderend. Dat kleine meisje. Maar allez. ‘Dat doet ze al vier maanden. Elke dag.’ Meestal houd ik het voor me, heel soms is de trots te groot.

Sinds vorige week past ze op haar nieuwe fiets. Dezelfde fierheid. Misschien nog wel blijer. En ik? Ik probeer haar in te tomen. De snelheid van die grote wielen te synchroniseren met haar besef van vooruitkijken en remmen. Ik blijf bufferen, maar ik moet mij haasten. Voor ik het weet fietst ze twintig meter voor me uit. Voor haar is de vooruitgang niet te stoppen. De blikken beren op het pad voor mij alleen maar groter. Het puntje van mijn tong bungelt er ondertussen los bij. Het oranje fietsje heeft weer zijwieltjes. Nummer twee wordt bijna drie.