suis

Het suist in mijn oren. Wereldnieuws. Schokkend. Het wordt niet minder. Na twee dagen nog niet.

Het komt dichterbij hoor ik zeggen. Beangstigend dichtbij. In Parijs zijn we allemaal wel eens geweest. Of wilden we in elk geval altijd nog eens heen. Met een geliefde. Uiteraard. Met de trein ben je er zo. Allemaal flauwekul. Afstand is geen maatstaf. Kilometers zijn nietig. Parijs niet het doelwit.

Geschoten is er op de westerse arrogantie. Op ons eeuwige gelijk. De betweter heeft de kogel gekregen. Niet eerder was een aanslag op een westers doelwit zo raak gekozen. Zo vernietigend. Het gaat niet om aantallen. Niet om de zinloosheid. We zijn geraakt in de kern van ons bestaan. In onze gevoeligste plek. Ons gevoel voor humor.

Charlie Hebdo is een grote naam, geen grote krant. De invloed groter dan de oplage. Een faam belangrijker dan de som der delen. Niemand die twijfelt aan de kracht van het potlood, de macht van de pen. Toch is de kalashnikov sterker gebleken dan de vlakgom. De spiegel die ons wordt voorgehouden blinkt doorheen het geronnen bloed. Onze martelaren afgebeeld met de verbetenheid van de verliezer.

Het suist in mijn oren. Het verhaal achter het nieuws. De reden van de schok. Het mag niet minder worden. Na twee dagen nog niet.

over de vruchten des velds en de deconstructie van aardappelkroketten

Wanneer de jager de modder van zijn laarzen trapt.
Zijn sporen nalaat in het patattenveld.
De eigenheimers al in de koeling liggen.

Het graan gered uit de hongerige maag van de nijlgans.
Als verkruimelde koek in een goedkoop vormgegeven doosje.

Beelden van blozende boerenmeiden.
Romige melk tot boter geslagen.
Kippen kakelend over het erf.
Weer geen kuikens.

De resten naar het vilbeluik.
Het vet gesmolten.
Een blauwige walm.
Bruisend van eeuwig leven.

Smakelijk.

 

Gisteren onder vrienden. In een huisje op de hei. Een zelf geschoten damhert in de oven. Kroketten uit eigen keuken. Stichtelijke woorden van de ongelovige.

snorremans

Een maand geleden hing ik achterover in de stoel van een Amsterdamse barbier. Samen met 163 anderen, dat u niet meteen denkt dat ik een voorkeursbehandeling verdiend had of zo. Nee, ik had me zonder enige weerstand laten verleiden mijn weelderige baard op te offeren voor een goed doel. Een wereldrecordpoging, een shavedown als aanloop naar Movember, het grote snorrenkweekprogramma ten behoeve van de strijd tegen prostaat- en teelbalkanker. Gewoon, omdat wij mannen ook liever niet creperen aan de gevolgen van deze akelige ziekte.

Het idee was om samen met de mannen van de Windjammers, Soigneur en Het is Koers een korte rit te rijden die zou eindigen in de stoel van de man met de schaar. Dit boertje verdwaalde uiteraard hopeloos in de grote stad, maar ondanks alles was ik ruim op tijd om me het mes op de keel te laten zetten. Een zaal vol vreemden. De een met al wat meer gezichtshaar dan de ander. Wat in het geval van de aanwezige vrouwen niet meteen ongunstig bleek, maar dat uiteraard geheel terzijde. Veel enthousiasme ook. ‘Gaat ie er echt af?’ Niet bestaande vraag, die ik met graagte bevestigend beantwoordde. Voor het goede doel. En natuurlijk om eens mee te maken hoe het nou voelt om door een ander geschoren te worden. De lotions, de hete handdoeken, het glimmende lemmet van een ouderwets scheermes in de vaardige handen van een zwetende barbier die al een paar uur achtereen productie staat te draaien.

Daar sta je dan. Voor het eerst in ruim een jaar met een bloot gezicht. Grijnzend. Een klein beetje onwennig. Twee boze kleuters thuis, die een papa met een baard willen. Een vrouw die gruwelt bij het idee van een snor. Jaja, de offers die een man moet brengen. Die snor. Die vermaledijde snor. Wie A zegt enzovoorts. Na een paar dagen aarzelen gaat het mes er in. Weg met die drie dagen baard. Geen onzinsnorren van spaghetti, slagroom of potloden meer op Facebook. Het moet maar. Dat was de deal. Niet van harte, echt niet. Niet helemaal zuiver ook. De verleiding om de rest ook maar te laten groeien blijft de kop opsteken. Maar potverdrie mensen, het is voor het goede doel. Even doorbijten nog.

Morgen loopt Movember af en een ding is wel duidelijk, wanneer je er op let hoe hard zo’n snor nou eigenlijk groeit, dan is het resultaat maar droevig. Verwacht geen woeste knevel, geen volwaardige walrus, noch het uiterlijk van een diender met meer dan 40 dienstjaren. Maar het is een snor. Een beetje rossig, zoals altijd. Nog steeds niet helemaal in zijn definitieve vorm. Iets zegt me dat het experiment nog niet ten einde is. Maar daar draait het allemaal niet om. Het doel was het goede. Een mooi bedrag voor de strijd tegen kanker. Dus kom over de brug, doneer op mijn Mospace. Voor mij, voor mijn team, voor de snor, in de hoop dat ik de snor wereldkundig durf maken, dat de snor snel weer verdwenen zal zijn, maar vooral voor al het goede werk dat mijn en al die andere duizenden snorren kunnen financieren. Aarzel niet, Movember is bijna voorbij…