zondags goed

Wie mij een beetje kent, weet dat ik niet bijzonder veel waarde hecht aan uiterlijk vertoon. Noem het rustig een beetje slonzig, ik voel me nu eenmaal het lekkerst in een spijkerbroek en een T-shirt. Het komt dan ook al eens voor dat een nieuwe broek al meteen onder het kettingsmeer zit, of dat ik de deur uit ga met het spinrag uit de stal nog op mijn rug. Ik probeer er wel eens rekening mee te houden, maar de eerlijkheid gebied me toe te geven dat het me meestal weinig zorgen baart.

Je zult mij op zondagochtend dan ook eerder in mijn onderbroek door de keuken zien hannessen, dan dat je me ooit in een huispak aan zult treffen. Zo’n concept dat ik nooit helemaal zal begrijpen. Makkelijke kleding speciaal voor thuis. Natuurlijk, ik schop ook het liefst meteen mijn schoenen uit wanneer ik binnenkom, maar kleren die niet makkelijk zitten draag ik hoe dan ook liever niet. Andersom vooruit. Voor een speciale gelegenheid jezelf in een kostuum of jurk hijsen die je niet dagelijks zou dragen, dat begrijp ik nog wel. Maar dan nog, dan nog lijkt het me dat je je er goed in wilt voelen, zodat het er ook uit ziet alsof je jezelf er speciaal, goed en/of mooi in voelt.

Het voordeel van zo’n huispak is dat je er als nietsvermoedende buitenstaander hooguit in een zeer uitzonderlijke situatie of op de camping mee geconfronteerd zult worden. Ieder zichzelf respecterend mens zal immers altijd trachten te voorkomen, dat iemand buiten de huiselijke sfeer hem of haar zo aantreft. Dat op zich vond ik tot voor kort een zeer geruststellende gedachte. En toen moest ik onverwacht even naar de supermarkt op zondagmiddag.

Dezelfde supermarkt waar ik nagenoeg iedere zaterdag mijn wekelijkse boodschappen doe. Waar ik doordeweeks de vergeten ingrediënten ophaal. Nu bevolkt door hippe jonge mensen die iets lekkers willen kopen voor straks op de bank. Een knabbeltje, een kaasje, een wijntje, de Linda voor haar, terwijl hij naar een of ander sportprogramma kijkt. Dat werk. En wat dragen al die vrolijke, gezellige, liefdevolle jonge mensen? Juist, een fleurige parade van lichtgrijze joggingbroeken en vlotte trainingspakken. Geen vormeloze uitgezakte ouwe vodden, nee, zorgvuldig samengestelde semi-sportieve outfitjes die gezien mogen worden. Die met wat fantasie, vooruit, wat teveel fantasie een bijzonder sportieve ochtend doen vermoeden.

Haar netjes in de plooi, make-up in orde, geen spoortje zweet te bekennen. Nee, deze lieden hebben niet net een rondje door het bos gerend, twee uur in een sportschool staan buffelen, wat zeg ik, ik zou er zelfs geen vermoeden van ochtendlijke bedsport op durven plakken. Hier loopt men hip te zijn. Makkelijk, nonchalant en comfortabel. Maar wel met zorg gekozen en samengebracht. Ik zou ze er bijna van verdenken dat ze bij thuiskomst eerst iets makkelijkers aan gaan trekken.

stoofpotje van rendier

Op zekere dag ontdekte ik op mijn televisieapparaat een Amerikaanse kookzender. Druipend van de honing hingen de meest waanzinnige stukken vlees dagenlang te verzoeten. Scheepsladingen van de meest uitheemse pepersoorten gaven net dat beetje hitte dat nog door een dichtgebrande smaakpapil heen komt. Torenhoge sandwiches werden ondergedompeld in guacamole, overgoten met hot sauce en drie weken zongedroogd in de woestijn. Bewaakt door ratelslangen en bereden door alligators uit de Mississippidelta. Waarmee ik maar aan wil geven dat het water mij gedurig in de mond liep.

Helaas stond er ook water aan de lippen en besloot mijn echtgenote tot een drastische inkrimping van het zenderaanbod. Onnodig te zeggen dat daarmee alles dat geen ziekenhuisseries programmeert uit het pakket verdween. Veelbelovende titels onderschrijven nu nog slechts een zwart scherm met een blauw balkje: ‘Deze zender behoort niet tot uw pakket.’ In mijn hoofd hoor ik een schreeuwerige presentator met een vet Zuiders accent fulmineren over rookovens, epic deep fat fryers en Jalapenôs die zelfs Ethan Hunt geen baas kan. In realiteit moet ik het doen met de Tilburgse lokale kookzender van Rudolph van Veen.

24Kitchen heeft de altijd glimlachende sidekick van Carlo en Irene zijn hobbyclub genoemd. Waarschijnlijk klinkt dat met een Tilburgs accent net zo grappig als witte geit en drie kraaien, maar voor normale stervelingen is het een grote aaneenrijging van zangerige recepten op het niveau van de Allerhande. ‘Je kunt er ook een klein theelepeltje sambal aan toevoegen, maar ik kies vandaag voor twee korreltjes zout en een likje aan een paprika.’

Wie er ook op het scherm is, wanneer je er met je rug naar toe staat hoor je het zijïge West-Brabantse accent van Rudolph. Eender welke onnatuurlijk uitgelichte studiokeuken er ook in beeld is, de gelauwerde lokale chef van dienst klinkt als een tiepetje van de zondagmiddag. Zelfs de geijkte drukke Italiaanse chef lijkt een creatie van Carlo Boszhard. Het knapst vind ik nog steeds de manier waarop Irene Moors een persiflage maakt op Jamie Oliver. De blonde krullen wild om zich heen slaand, schotelt ze ons dagelijks een complete gezonde maaltijd voor in de helft van de tijd die de echte Oliver daar altijd voor nodig heeft. Geniaal.

Maar ik wil geen Caraïbische vlaai met kokos en banaan. Geen nasi met knapperige sla en satésaus gemaakt van een half potje pindakaas en een lepel bruine suiker. Ik wil burritos met enorme lagen gesmolten oranje plastic kaas. Hamburgers waar meer dan één rund voor heeft moeten sterven. Ik wil bbq als werkwoord. Terug naar de lekkere trek.

helpdiensten

Ik maak mij zorgen. Niet om de populariteit van mijn oudste dochter bij het manvolk, om de reorganisatie op het werk van mijn vrouw of om de persoonlijke gevolgen van de wereldwijde crisis. Nee, ik maak mij druk om de veiligheidsregio. De invloed van het dunbevolkte Zeeuwse platteland op het functioneren van de hulpdiensten.

Aanrijdtijden, bezettingsgraden, alarmeringssystemen. Zomaar een paar termen waar je jezelf als bewoner van een afgelegen gehucht druk om zou moeten maken. Niet dat ik dat deed. Het maandelijkse alarmsignaal, dat hier ter plaatse alleen bij een nooit voorkomende windrichting te horen is. Het dichtstbijzijnde hospitaal, op een klein half uur kronkelende polderwegen hier vandaan. Een vrijwillig brandweerkorps, dat al jaren niet meer bestaat uit mannen die binnen twee minuten van de kazerne in hemdsmouwen op het veld aan het werk zijn. Niets van dat alles deed mij wakker liggen.

De lokale roep om de installatie van een levensreddende AED deed ik af als hysterie. Als schijnveiligheid. Wil ik in geval van hartproblemen wel stroomstoten krijgen van een goedwillende dorpsgenoot, zo hield ik mijzelf voor.

Tot de sociale media mij in haar greep kreeg. Ik ben geen man van nieuwssites en roddelrubrieken, maar het volgen van een lokaal netwerk op Twitter confronteerde mij de afgelopen weken keer op keer met quasi-live berichtgeving van alles wat mis kan gaan in de gemeenschap. Een auto te water, een kruidenier overvallen, een fiets omgevallen. Getweet, geretweet en gereretweet. Niet zelden gelardeerd met onthutsende beelden van de situatie ter plaatse.

Dat was het moment waarop een uiterst onaangenaam gevoel mij bekroop. Een fietser te water, wat staat er op het randje van de kade? Een brandweerwagen. Een botsing tussen twee voertuigen? Jawel, de foto bewijst het onomwonden, er is een ambulance bij betrokken. Alarmbellen klonken oorverdovend in mijn hoofd. Was dat wat ik al die tijd heb genegeerd? Waren dat nu de gevolgen van alle bezuinigingen en samenvoegingen? Hulpdiensten die in hun haast om tijdig de plaats van de ramp te bereiken zelf betrokken raken in ongelukkige ongevallen. In haastige aanrijdingen en domme kop-staartbotsingen? Of wat te denken van al die politiefunctionarissen in functie die gesignaleerd worden bij elke gemelde overval. Het geeft toch te denken…