riedeltje

Ik reed naar Friesland. ‘Op tijd weg’ was niet helemaal gelukt, maar de vertraging bleef binnen de perken. Op de radio klonk mijn favoriete Vlaamse zender. Tot ik het bereik van hun frequentie uitreed. Dan komt er een moment dat het geruis en gekraak erger wordt dan het gerammel van de auto en je met tegenzin op zoek gaat naar een alternatief. Ik bleef hangen op een nationale zender. Ze speelden een nummer dat ik wel wilde horen. Geen idee welk, het was gewoon het acceptabelste wat ik tegenkwam. Na een spotje dat mij en mijn medeluisteraars moest doen geloven dat dit de zender met de hoogste muziekdichtheid was, ging het programma verder met het oeverloos gezwam van inbellende luisteraars. Het duurde even eer ik door had dat deze fijne mensen hun mening gaven over een aantal onderwerpen die eerder in het programma aan de orde waren geweest. Een wat ouder heerschap, met ruime ervaring als ondernemer in de discotheekwereld, begon zijn relaas met te vertellen dat men vroeger nog respect had voor de DeeJay. De ‘Jockey’, of Tineke de Nooij, mocht destijds nog tussen de platen door praten. In plaats van er overheen. Op die manier kon het publiek ook verstaan waarover de spreekstalmeester van dienst het had. Terwijl ik het opschrijf, besef ik me dat de beller vast niet het ‘geluk’ heeft gehad in de jaren tachtig zijn eerste stapjes in het uitgangsleven te mogen zetten in Discotheek Disco Love in Kloosterzande. De vlotte babbelaar die daar destijds meende de plaatjes aan elkaar te moeten praten met een onvervalste ‘nee-ik-ben-echt-geen-Zeeuws-Vlaamse-boerenlul-Jeroen van Inkel-imitatie’ bezorgt me soms nog nachtmerries. Maar ik dwaal af. Waar de beste man naar toe wilde, was het recht van elk individu om deel te kunnen nemen aan het openbare leven. Zoals een bibliotheek bereikbaar moet zijn voor mensen die slecht ter been zijn en een verkeerslicht ‘zichtbaar’ moet zijn voor slechtzienden, zo moest ook de slechthorende zijn recht om het radionieuws te kunnen verstaan verdedigen. Ik begon al weg te dromen over een brailleradio, waarbij de slechthorende met de vingertoppen op de speciaal daarvoor ontwikkelde speaker kan voelen wat er wordt gesproken of gezongen. En de complicaties die dit met zich mee zal brengen, wanneer de dove ‘luisteraar’ gedreven door het ritme met zijn vingers mee begint te trommelen op de muziek. ‘Iedere luisteraar heeft het wettelijke recht om de informatie tot zich te kunnen nemen. De bijgeluiden die de zenders mee uitzenden tijdens hun journaals zijn dan ook een inbreuk op de fundamentele rechten van de mens…’ De beller bereikte de climax van zijn verhaal en ik wist eindelijk waar het over ging. Het riedeltje.

Het riedeltje. Het beatje dat moderne radiomakers uitzenden tijdens gesproken tekst, om te voorkomen dat de luisteraar zich gaat vervelen in de nanoseconde stilte die er zou kunnen vallen tussen twee woorden. Het irritante getik, geflieber en geruis, dat met alle ruisloze digitale techniek nodig lijkt om aan te geven dat de radio echt niet is uitgevallen wanneer de nieuwslezer even ademhaalt. Het was mij niet meteen opgevallen dat de zender in kwestie deze techniek ook gebruikte, want het hele relaas van de vorige beller was zonder deze storende factor uitgezonden. Onder een nieuwsuitzending stoort het mij nog niet overmatig, al zie ik er ook het nut niet van in. Ik heb me ook nooit verdiept in de achterliggende reden. Stel je voor dat die reden legitiem is. Dan heb ik niets meer te kankeren wanneer ik weer eens geen woord versta van een interessant radio-interview op mijn favoriete Vlaamse zender. Want die doen dat dus wel. Elk voorgelezen item of gesprek larderen met zo’n modieus setje irritante piepgeluidjes. Zouden er werkelijk mensen zijn die zo goed horen dat ze het voor elkaar krijgen, om in een rijdende auto kaas te maken van een gesprek tussen een radiopresentator en een respondent aan de andere kant van een onzuivere mobiele telefoonlijn, met als aanvullende storende factor een elektronisch geconstrueerd riedeltje? Een ‘onzuivere mobiele telefoonlijn’ Marc? Een snoer op een haspel dat in de ruimte is blijven staan tijdens het witten van het plafond? Soit, genoeg ge-doe-het-zelft. Het riedeltje. Ik versta er niets van. Ik ben niet slechthorend en heb geen gehandicaptenparkeerkaart voor de Mediamarkt. Ik ben ook nog helemaal niet te oud, zoals de volgende beller suggereerde. Ik luisterde naar een programma dat draait om de mening van inbellende luisteraars. Nee, dat is echt het toppunt van jong en hip. Ik ben godbetert een jonge vader, wat bazelt dat vrouwmens nou? Ik stel voor dat we na de lichtvervuiling ook werk gaan maken van de akoestische vervuiling. Een dag per jaar geen riedeltjes meer op de radio, wat zeg ik, een dag per jaar geen inbellende luisteraars op de radio. Ik ga luisteren. Naar het geruis en het gekraak en het rammelen van de auto om mij heen.

gegarandeerde onzin

In de keuken staat al een jaar of drie zo’n grote glimmende roestvrijstalen vuilnisbak te pronken. Ongeïnteresseerde  zwijnen die we zijn, hangt daar dus ook al die tijd de grote blauwe garantiesticker prominent tegenaan geplakt. Tien jaar garantie! Zo’n sticker trek je er toch niet achteloos af? Nou wil de geschiedenis dat kort nadat ik de grondige renovatie van mijn keuken voltooide, het deksel van het vuilnisvat in kwestie niet langer wilde sluiten. Het was zo’n handig deksel. Een klein duwtje op het deksel en plop hij ging open. Maar nu dus niet meer. Nu wil het niet meer dicht blijven. Dat is niet handig. Dat is vies. Gelukkig maar dat er op deze glimmende koker zo’n mooie garantiesticker zit, want stiekem zijn ze best duur, die handige vuilnisemmers. Dus staat het apparaat een week of drie vier met zijn mond open naar ons te kijken. Tot het moment gekomen is waarop mijn wederhelft met deksel en aankoopbon naar de grootgrutter in huishoudelijke artikelen trekt. 5 Mei 2009 bleek de aankoopdatum te zijn. Ruim binnen de tien jaar lijkt mij, dus ik had er alle vertrouwen in. Onterecht natuurlijk. Hoewel ik noch op de sticker, noch op het bonnetje overdreven kleine lettertjes kan ontwaren, kwam mijn teerbeminde naar huis met de droge, doch licht geïrriteerde  mededeling dat er geen garantie zit op de bewegende delen. ‘Euh, u zei?’ Geen garantie op de bewegende delen? Waarop dan wel. Op de plastic emmer die er in zit? Of op de roestvrijstalen koker? Twee (2!) bewegende delen zitten er aan zo’n onding. Het verende scharnier en het slotje. Nou vooruit, aan de plastic emmer zit ook nog een hengsel, maar wie dat breekt wordt waarschijnlijk groen als hij zich kwaad maakt. Het scheelde dus niet heel veel, of het hengsel had het moeten ontgelden. Welke zichzelf respecterende producent durft met droge ogen te zeggen dat er geen garantie zit op het slotje van een vuilnisvat van negentig euro? ‘Nee sorry mevrouw, op de bewegende delen zit geen garantie, maar voor twee euro kunt u een nieuw slotje kopen.’ Nee, twee euro is natuurlijk niet veel, maar laten we het er op houden dat het een goede zaak is, dat het mijn echtgenote was die aan de balie stond. Het risico dat het ding anders de rest van zijn dienstbare leven uit principiële overwegingen met open mond bij ons in de keuken had gestaan is niet te onderschatten. Dus zit er nu een nieuw slotje van twee euro in de vuilnisemmer. Twee euro en twee tellen werk. Nee, daar zou ik ook geen garantie op geven, daar ga je als concern aan kapot. Die dingen liggen tenslotte niet voor niks op voorraad achter de toonbank van de grootgrutter in huishoudelijke artikelen. Het is een blijk van een ongelimiteerd vertrouwen in het eigen product. Het zelfvertrouwen van het grootkapitaal. Ik ga maar eens kijken hoe ik een flink roestgat kan creëren in dat glimmende kreng.