Buiten regent het een beetje. Zacht ruisend valt het hemelwater in het groen. Verder is het stil.
Een week geleden deed ik rond deze tijd de ramen van de slaapkamer open en kroop onder de lakens. Over de velden klonk het samenspel van boerenbedrijvigheid en luid kwinkelerend gevogelte. Alsof het hele platteland het plotse zomerweer wilde vieren. Alsof een ieders leven er vanaf hing. Het heeft wel iets rustgevends, al die roering.
Tractoren die op de achtergrond af en aan rijden. Fel verlichte weilanden die met honderd haasten worden gehooid. Een hek dat dichtslaat, iemand roept over een erf, een dikke dieselmotor sterft uit in de verte. Het kabaal verstomt in mijn hoofd.
’s Ochtends word ik wakker van de zon die door de kieren in het rolluik priemt.