Zacht schuifelend stroomt de mensenmassa de te kleine ruimte binnen. Stoelpoten schrapen bijna onhoorbaar over het blauwe projecttapijt. Knikjes van herkenning. Hier en daar een opgestoken hand. Bijna frivool. Een aangetrouwde nicht die kleinkinderen naar de zijkant van de zaal dirigeert. De oudsten met betraande wangen, de kleintjes eerder beduusd. Aan het middenpad haakt een man in een slecht zittend zwart pak een stoel uit een rij. Kijkt even vertwijfeld waar hij het zitmeubel moet laten. Helpt dan een dame in een rolstoel naar de vrijgemaakte plek.
Er klinkt een zachte brom uit de kleine luidsprekers aan het plafond. Niet de zorgvuldig door de familie gekozen muziek. Een juffrouw in een zwarte kokerrok, te jong en fruitig voor de formele uitstraling die van haar wordt verwacht, rommelt met de geluidsinstallatie. Goochelt met de USB-stick, die de langharige vriend van de jongste dochter haar als back-up in de hand heeft gedrukt. ‘Hier, voor als het niet werkt!’ Hulpeloos werpt ze een blik naar haar stoïcijnse collega, die links van de baar onder het flikkerende bordje nooduitgang het overzicht probeert te houden. De installatie blijft zwijgen.
Een gezette vrouw van middelbare leeftijd droogt haar tranen met een opvallend kleurrijke zakdoek. Achter haar lijkt de rij aanschuivende mensen schier eindeloos. De nabestaanden schudden handen. Omhelzen wie hen het meest dierbaar is. De ogen vochtig, de ruggen recht. Ondergaan de blijken van medeleven met een automatisme dat haast lethargisch lijkt. Elk gevoel van tijd en ruimte verbonden met de oneindigheid van de rouwende menigte.
Iemand van de uitvaartdienst schraapt zijn keel. ‘Dames en heren, mag ik u verzoeken plaats te nemen. Er zal zo dadelijk bij het verlaten van de zaal verdere gelegenheid zijn tot condoleren.’ Een piekfijn geklede jongeman begeleidt de familie naar de stoelen op de eerste rij. Het gerommel in de zaal verstomt. Een enkeling probeert tevergeefs oogcontact te krijgen met iemand van de nabestaanden. Achter in de zaal schuift men langs de muur naar opzij, in een poging zoveel mogelijk belangstellenden een plaats te gunnen. De deur naar de ontvangstruimte blijft noodgewongen open. Een kuch. Iemand snuit nog snel zijn neus.
Door de hoge ramen valt een streep zonlicht op de tegenoverliggende muur. Een teken van gener zijde. Een knik. Een klik. Geen muziek. Opnieuw die hulpeloze blik. De jongeman die het dichtst bij de familie staat, stapt naar voren. Fluistert iets tegen de oudste zoon. Kort overleg. Instemming. Buiten schuift een donkere wolk voor de zon.
Dan betreedt de ceremoniemeester het verhoog. Neemt plaats achter de katheder. Tikt zachtjes op de microfoon. Er trekt een zachte uitdrukking over zijn gelaat, die de strakke lijnen van zijn professionele piëteit snel doen vergeten. ‘Geachte aanwezigen…’ Zijn warme stem vult met gemak de ruimte. ‘Geachte aanwezigen, mij is gevraagd de muziek te laten spreken, maar de techniek laat ons in de steek.’ Een ongemakkelijke stilte volgt. Een eerste zoon staat op van zijn stoel. Spoort een tweede aan. ‘Jongens, als de elektronica het niet kan, dan doen we het zelf.’ Een veelbetekenende blik is genoeg om de rest van de kinderen over te halen. ‘Pa, deze heb jij ons geleerd. Nu is ie voor jou.’ Er klinken stil drie tellen vooraf.
Een maand geleden viel mij de eer te beurt gastschrijver te mogen zijn op de onvolprezen blog van Het Schrijversgenootschap. Het weekthema was crematie. Beetje luguber? Misschien, bovenstaande sfeerschets was wat bij mij boven kwam borrelen.