prut

Maandagochtend, terwijl ik de prut uit mijn ogen wreef, hoorde ik water kolken in de keuken. Een flinke regenbui teisterde de kamerbrede schuifpui en in de schemer van het ochtendlicht speurde ik naar buiten, op zoek naar een overlopende dakgoot. Helaas, het nat worden van mijn sokken verried dat ik het probleem niet zozeer buiten moest zoeken. Achter het ladenblok onder de spoelbak kwam het regenwater me  tegemoet gutsen. ‘De regenpijp moet los van de afvoer’, was het eerste dat in me opkwam. Dus deed ik een poging snel een paar schoenen aan te trekken in de donkere gang en schoot ik half struikelend de regen in om de vloed te stoppen.

In de keuken is het inmiddels weer droog. Behalve in de spoelbak, die weigert halsstarrig om leeg te lopen. Daarom vanochtend de spade ter hand genomen en de verbinding tussen de nieuwe keukenafvoer, de regenpijp en de bestaande riolering opgegraven. Het duurde niet lang voor het water me tegemoet kwam. Een chirurgische ingreep met de zaag bracht verlichting in de spoelbak, maar ondertussen vulde de vers gegraven put zich steeds verder met afvalwater dat uit de verkeerde richting kwam. Doorspuiten met de tuinslang bracht ook geen soelaas. Het enige resultaat was meer prut. Morgenochtend komt de ontstoppingsdienst de dertig meter rioolbuis richting de straat schoonspuiten.

Laat ik mij dan nu maar eens richten op die afgebroken sleutel in het slot van de voordeur…

verschrikkelijk

Jaren geleden bedacht ik ‘de persoonsgebonden tijdsbalkagenda’. Een vernuftig instrument waarmee ieder individu op een eenvoudige manier de werking van tijd en heelal naar eigen goeddunken kon indelen. En hoewel tijd en ruimte mij hier ontbreken om de precieze invulling van dit levensreddende mechanisme volledig uit de doeken te doen, hoef je geen sterrenwichelaar te zijn om te begrijpen dat een meerdimensionele agenda vooralsnog niet als Iphone-app verkrijgbaar zal zijn. Dus is het voor iedereen vandaag gewoon woensdag 29 februari 2012. Een schrikkeldag in een schrikkeljaar. Een dag extra om van het leven te genieten, een dag extra om al het zich opstapelende werk de baas te worden.

En wat zie je dan, de Nederlander is verworden tot een lui stuk vreten. Klagen dat we nu een dag voor niets moeten werken. Dat het bedrijfsleven profiteert van deze gratis extra dag aanwezigheid van hun lijfeigenen. Ik hoorde zelfs dat het Nibud onderzoek heeft gedaan wat deze schrikkeldag het gemiddelde gezin kost. Wat het ons kost. Alles draait om geld tegenwoordig. In de file staan kost geen tijd, het kost geld. Een werknemer verkoopt niet langer zijn arbeid aan de baas, maar de tijd die hij daarvoor inlevert. Vijfentwintig jaar geleden had ik een leerkracht, die de klas dacht te motiveren door ons voor te rekenen hoeveel geld we lieten liggen door een jaar over te doen. Een jaar minimumloon, waar we zomaar een leuke Walkman of Commodore 64 van hadden kunnen kopen. Of de nieuwste single van Sinead O’Connor. Toen al klonk deze redenatie mij als ultieme flauwekul in de oren en deed ik mijn jaar gewoon opnieuw.

Vandaag vier ik de verjaardag van twee vrienden. Gewoon op hun verjaardag, omdat het anders pas over vier jaar weer kan. En die extra werkdag? Zou het Nibud er ook rekening mee hebben gehouden dat Koninginnedag 2012 op een zondag zou zijn gevallen, wanneer het vandaag ‘gewoon’ 1 maart zou zijn geweest? Nee, in 2016, dan zijn de Nederlandse werknemers pas weer echt de klos. En dan vooral diegenen die nu 62 zijn…

voor H

Ze stierf op haar drieënzestigste. Ik was een jaar of dertien, een jongetje nog. Kanker. Ik weet er eigenlijk nagenoeg niets meer van. Oma was lang ziek, lag vaak in het ziekenhuis. Het ergert me wel eens, dat ik zo weinig benul heb van haar verscheiden. De idee dat ik op mijn dertiende nog zo weinig benul had van leven en dood. Dertien jaar, vol in de groei, vol van jezelf. Zoveel onwetendheid. Zoveel onschuld. Het ergert me en tegelijkertijd troost het me. Ook in tijden van verdriet kon ik nog, mocht ik nog kind zijn.

Vorige week kregen we een email van H. Haar vader is overleden. Drieënzestig. Het werd weer even stil in mijn hoofd. Zoals altijd bij dergelijk nieuws, maar vooral wanneer de overledene nog jong is. We zijn bijna dertig jaar verder. Dan is drieënzestig plotseling niet zo oud meer. Negenendertig ook niet, of dertig, of achttien. Of drieënvijftig, zoals mijn eigen moeder. Het is geen goed idee om een balans op te maken van die dertig jaar. De volgorde is vervaagd, de herinneringen gelukkig niet. Die blijven.

Herinneringen aan leven. Aan de levenden, aan hoe het was toen we er allemaal nog waren. Het is waar wat ze zeggen, dat het leven gewoon doorgaat. Genadeloos gewoon. Er komen momenten die je zou willen delen. Er komen momenten dat je ze echt mist. En er komen momenten dat je intens verdrietig bent, omdat je ze even was vergeten. Omdat jouw leven genadeloos gewoon verder gaat. H. ik heb jouw vader maar twee keer ontmoet. We wisten dat het niet goed ging, maar we zagen alleen maar een opa met zijn kleinkinderen. Een sterke man die zich ergerde aan zijn mankerende lijf. De waterlanders maken zich opnieuw van mij meester.

En dan gewoon weer verder.