Er is mij in mijn leven al vaak verteld dat ik zo kalm ben, zo rustig. Onderkoeld bijna. Geprezen word ik om de rustgevende invloed die ik heb op de opwinding van anderen. Meestal door mensen die nooit een huis met mij gedeeld hebben. De mensen die de neuroot in mij niet kennen. Die nooit geconfronteerd zijn met de zenuwlijer die verscholen zit onder dat olifantenvel.
Helaas ben ik dus de zenuwachtige idioot die in dat vel bivakkeert. Ik ken hem van dichtbij zeg maar. Het ventje dat enkel en alleen maar een rijbewijs heeft, omdat drie kilometer voor het examencentrum de trapas van zijn fiets brak en hij wonder boven wonder door een toevallig passerende buurvrouw welgeteld zeventien seconden voor aanvang van zijn examen op de plaats van bestemming werd gedropt. De eeuwige student die uiteindelijk een diploma behaalde, omdat een oplettende docent niet begreep dat hij al twee maal volledig gefaald had in zijn eindgesprek en hem de derde keer persoonlijk uit het zwarte gat dat moordende zenuwen heet kwam trekken. Wat zeg ik, de man die alleen maar vrouwen kan versieren die vallen op mysterieus stilzwijgende koele kikkers…
Over krap drie uur heb ik een sollicitatiegesprek. Mijn persoonlijke hel op aarde. Mijn achilleshiel. Toch vrees ik dat Achilles vanmiddag maar een eindje moet gaan lopen. Ik kan hem even niet gebruiken. Mijn schild heb ik al geweekt onder de douche, de nerveusheid probeer ik op dit moment van me af te schrijven. Fris gewassen, fris geschoren, frisse tegenzin. Op zoek naar het evenwicht tussen welbespraakt en bescheiden. Naar de verbinding tussen de rust en het vuur. Enthousiasme over lethargie. Spijkers met koppen. Overtuigd zijn van mezelf. ‘Kein geloel, nur fussball’.