donnerwetter

Het is muisstil op het meer. De donderklap die direct volgde op de krakende bliksem was zo hevig dat de wereld even lijkt stil te staan. Een paar seconden. Een eeuwigheid. Dan gaan de hemelsluizen open. Enorme druppels slaan diepe kraters in de eerder rimpelloze waterspiegel. In het gele rubberbootje zit een meisje in een rode bikini, een grote zwarte zonnebril op haar neus. Angstig speurt ze over het meer. Een gordijn van water ontneemt elk zicht op de oever. Ineengedoken zit ze midden in het wiebelige bootje. De regen hamert meedogenloos op haar rug en handen, die ze ter bescherming boven haar hoofd houdt. Een tweede klap, de bliksem heeft ze nooit gezien. De striemende regen vaagt in een beweging de hitte van de zomerdag uit de lucht. Het meisje rilt. Ze is wakker geworden van de eerste donderklap. Ingedommeld in haar bootje op het meer. Haar boek drijft doorweekt in het langzaam vollopende bootje…

Op de oever staat een vader tussen de regendruppels door over het meertje te spieden. De dikke druppels slaan in een dunne nevel door de stof van zijn inderhaast uit de auto getrokken paraplu. Het water spettert als modderwater omhoog tot aan zijn knieen. Daar, ergens in die grijze watermassa, dreef zo-even zijn jongste dochter nog rond in haar gele rubberbootje. Daar, het watergordijn leek even wat dunner, daar, daar drijft het bootje. Hij kan niet zien of er iemand in zit. Dan kiepert het bootje om. Zijn hart stokt in zijn keel. Als versteend kijkt hij naar het gele vlekje in de verte. Hij gooit de paraplu weg en wurmt zich uit zijn natte t-shirt, schopt zijn schoenen uit en loopt het meer in. Waar is dat verdomde bootje, daar, het lijkt dichterbij gekomen. Hij duikt voorover en zwemt zo snel als hij kan in de richting waar hij het bootje vermoed. Proestend  ademhalend, controlerend of hij nog de goede kant op gaat. Een armlengte nog.

Het meisje zwemt onder haar bootje, haar hoofd in de luchtbel tussen de compartimenten. Veilig voor de harde regendruppels, warmer ook. Dan voelt ze iets aan het bootje rukken. Ze houdt het stevig vast aan de ogen van de roeispanen. Nog een snok. Nu is ze echt bang. Dan plots een golf, spetters. Het proestende gezicht van haar vader vlak voor het hare.

 

Vakvrouw en vriendin Yoeke Nagel (www.yoeke.com) twitterde de volgende schrijftip: ‘Zet je hoofdpersoon in een bootje op het meer. Laat dan een enorm onweer losbarsten. Schrijf wat ze doet.’ Deze maand probeer ik iedere woensdag aan haar vraag te voldoen. Benieuwd naar het vervolg? Klik hier.

opgejaagd

Wat begon als een goed voorbereide exercitie op zaterdag, werd uiteindelijk een race tegen de klok op dinsdag. De opdracht was nochtans eenvoudig. Een auto wegbrengen, eentje ophalen. Addertje onder het gras, geen van beiden beweegt op eigen kracht en nee, het was geen kwestie van even omruilen. Dus huur je een karretje en maak je afspraken. En zeg je die weer af, omdat de verhuurder van het karretje zijn afspraken niet na komt. Of eerdere huurders hun afspraken aan de verhuurder niet. Nu ja, ergens zat er wat teveel rek op de elastiek in ieder geval. Nieuw gat in de agenda gezocht, nieuwe afspraken gemaakt, karretje ophalen. Eerst even bellen of alles in orde is. Nou ja, nee, maar ik bel even en dan bel ik je zo terug. Zo teruggebeld, over een half uur is het karretje hier, kom maar halen. Karretje niet ter plaatse, slap excuus, je kunt hem zelf wel even ophalen, moet je misschien even het voorbord los boren, wacht even, is het geen ambulance, nee, het is een bakwagen met rijplaten, heeft ie dan wel een lier, want beide auto’s die er op moeten bewegen dus niet op eigen kracht. Euh, nee. Zucht. Na wat druk heen en weer bellen toch de deal dat morgenochtend het karretje klaar staat. Met een vers gemonteerde lier. Dan moet alles maar op een dag, als het verkeer wat mee zit moet dat ook lukken. En zowaar, op het afgesproken uur staat het karretje gereed. Vlug naar huis, het te verwijderen object opladen. Dat liertje trekt het maar net, maar het lukt. Goed vastsjorren en op pad. De verkeersinformatie meldt net op tijd een dikke file voorbij Antwerpen, dus hup de omleiding naar de Liefkenshoektunnel gevolgd. Nergens opstoppingen en mooi op tijd op mijn bestemming. Voertuig gelost, papieren in orde, plichtplegingen geplogen en de terugweg aanvaard. Op deze manier gaat het allemaal mooi lukken. Anderhalf uur terug sturen en een afslag eerder de snelweg verlaten, zodat ik mijn favoriete roestbak ook weer mee naar huis kan nemen. Lekker rustig in de straat, dus plaats om te manoeuvreren en te laden. Het past precies. Nog even goed vastzetten en dan ben ik nog op tijd om de aanhangwagen vandaag terug te brengen. Dat scheelt morgenochtend weer gehaast met de kinderen. Mooi. Ach zet die auto dan even daar neer, vrije parkeervakken genoeg. Nee, natuurlijk niet, blijven aandringen en onnozel gas staan geven. Alsof het dan allemaal sneller vooruitgaat. Haastig maak ik de sjorbanden vast. Alles strak, ja, combinatie even aan de kant. Daaaag mevrouw, dank u voor uw gebrek aan geduld. Losse onderdelen in de kofferbak, gauw een foto voor het nageslacht en opnieuw op weg voor de laatste korte etappe. Een kilometer verder komt die bumperklever wel erg dichtbij. Zie je wel, haastige spoed is zelden goed. En een bakwagen zonder borden heeft geen stop aan de voorzijde om de lading tegen te houden. Het hele boeltje klem op de bodem. Goed klem, dat dan weer wel. Sjorbanden herschikt en via de schaamroute door de polder naar huis. Knap sikkeneurig en druk malend over een oplossing voor het nieuwste probleem. Hoe krijg ik het ding nu weer gelost. Achteruit het pad op. Even rustig kijken, de schade valt mee, alleen de plastic kap van de lier stuk. Met een losse kettingtakel, een krik en een stapel houten balkjes, lukt het me om het vehikel zonder verdere schade terug op de aanhanger en aan de juiste zijde er weer af te krijgen. Niets zo handig als een mens, zeg maar. Een blik op de klok leert dat ik nog twintig minuten heb om de aanhanger weg te brengen. Snel alles weer dicht, vast en aangesloten. Tegen sluitingstijd arriveer ik op de stoep bij het verhuurbedrijf. ‘Alles gelukt? Nou, bijna…’

synchroondromen

Op de televisie gaat een wekker af. Hier op de bank slaat er op exact datzelfde moment iemand slaperig om zich heen. Naar een mug, is de uitleg. Zoete dromen.