gebarentaal

Het heeft geen pas om mijn lezers te vragen of ze wel eens naar TV-Oranje kijken, dat begrijp ik. Nochtans geeft deze schitterende zender vele muzikaal uitgedaagde landgenoten een nationaal platform voor hun talenten. Het zou te makkelijk zijn om nu naadloos over te gaan in het ridiculiseren van het pluimage dat swingend en hossend mijn scherm vult. Het is niet aan mij om te oordelen over de culturele meerwaarde van licht uit de maat dansende achtergrondmariekes met een net iets te ordinaire uitstraling. Ik zal ook niet uitweiden over het gebrek aan zonnige locaties om een leuke strandclip te schieten. Noch over zichzelf te serieus nemende mannen met een zingende midlifecrisis. Nee, waar ik het graag over wil hebben is het vingertje. Het vingertje van Jan Keizer. Er komt nagenoeg geen clip voorbij op mijn favoriete cultuurzender, zonder het vingertje van Jan Keizer. Je doet niet echt mee op TV-Oranje wanneer je het vingertje niet onder de knie hebt. De kracht van menig Nederlandstalig lied schuilt in de overdracht van de doordachte teksten. Neem eens de moeite om op YouTube een oud filmpje van BZN te bekijken en er zal een wereld van begrip voor je open gaan. Het wijzende vingertje, beide handpalmen open, een gebalde vuist, de hand op het hart, het wijdse gebaar. Wil je als artiest geen gek figuur slaan op het podium of in je videoclip, dan moet je het hele assortiment handgebaren onder de knie hebben. Dat heeft Jan al die jaren goed voorgedaan en goed voorbeeld doet nu eenmaal goed volgen. Goed, sommige beginnende zangers en zangeressen hebben nog niet de finesse van de Volemdamse volksheld, maar besef wel dat het een onderschatte kunstvorm is. Probeer het eens voor de spiegel. Het juiste gebaar op het juiste moment. De handjes open, het vingertje vooruit, de armen losjes gebogen. Het is timing, het is souplesse, het is de kern van het Nederlandse lied. Heb je het vingertje van Jan Keizer onder de knie, dan ligt de wereld voor je open.

streepje

Valavond. Een waterig zonnetje licht de natte velden uit. Alsof iemand probeert met kunst en vliegwerk nog iets te maken van deze verregende zondag. Een streepje zomer in het scenario.

schrijfangst

Vanavond kreeg ik een compliment. Over mijn schrijfsels. Dat ik een moedig mens ben om mijn hersenspinsels openbaar te maken. Ik weet niet of ik het daar mee eens ben. Met dat laatste dan. Het is een proces. Ee
n langzaam pellen van de ui. Velletje voor velletje. Soms een dikke schil, dan weer zo’n akelig dun vliesje. Ik weet dat er mensen zijn die hele bundels vol schrijven zonder dat er ooit een woord van gelezen zal worden. Dat er schrijvers zijn die zich nooit zo zullen noemen. Ik kan dat niet. Op mijn harde schijf staat geen voorraadje verhalen. Geen conceptjes die nog wat moeten worden bijgeschaafd. Om te kunnen schrijven heb ik een publiek nodig. Niet per definitie zichtbaar. Mijn podium is vrij toegankelijk. Wie wil mag er in het donker bij komen staan en zachtjes applaudiseren. Het doet de vraag rijzen wanneer je een schrijver bent. Is het omdat je op virtuoze wijze woorden aaneen kunt rijgen, of omdat je woorden schrijft die gelezen worden? Ik schrijf. Woorden. Zinnen. Verhaaltjes. Steeds meer, almaar frequenter. Zelfopgelegde discipline. Langzaam begint het besef te komen dat ik een schrijver zou kunnen zijn. Mijn ziel steeds verder bloot leggend. Laagje voor laagje. Velletje na velletje. De schaamte voorbij. Als de ui ontleed is blijft er niets over. Geen pit. Geen kern. De ziel vrij om zonder reserves los te gaan.