Terwijl donkere onweerswolken samenklonteren aan de zo-even nog stralend blauwe hemel, roeit de vrouw met een vastberaden blik naar het midden van het meer. Langzaam. Moeizaam. Gehinderd door haar falende lijf. De kracht nodig om de zware stalen jol over het water te bewegen stamt uit louter wilskracht. Nu en dan neemt ze heel even pauze. De stakerige armen langs haar verhakkelde borstkas hangend. Ongemakkelijk schuift de vrouw met haar knokige billen over het harde houten bankje. Dan zet ze opnieuw aan. Haar vingers bloeden. Terwijl ze uit alle macht aan de riemen trekt, hijgen haar longen getergd om zuurstof.
De eerste dikke druppels vallen op het rimpelloze wateroppervlak. Hoopvol kijkt de oude dame naar omhoog. De oogopslag vermoeid, de uitdrukking onverstoorbaar. De regen doorweekt haar groenige gewaad. Haar lange witte haar hangt welhaast onzichtbaar langs haar ingeteerde gezicht naar beneden. Bij de eerste donderslag beginnen haar dunne kleurloze lippen een onhoorbaar gebed te prevelen. De regen valt intussen in dikke druppels loodrecht naar beneden. De vrouw speurt over het meer, maar het gordijn van water ontneemt haar het zicht. Ver genoeg.
Vastbesloten duwt ze de riemen overboord. Gelaten kijkt ze toe hoe ze langzaam wegdrijven. Tergend langzaam. Zichtbaar moeizaam stroopt ze het doorweekte kleed van haar naakte lijf. Of wat er rest van wat eens een kathedraal van vrouwelijkheid was. Het zinkt half onder het wateroppervlak voor het zich van het bootje verwijdert. Een felle lichtflits gaat een harde donderklap kort vooraf. Het komt dichterbij. Rillend begint de vrouw een oude langwerpige katoenen zak open te knopen. Een voor een haalt ze de metalen buizen er uit, als wilde ze een tent opzetten. Koortsachtig schuift ze de stokken in elkaar. Klik en vast. Elk verende bolletje in het corresponderende gaatje. Als ze een meter of zes aan elkaar heeft gezet, trekt ze de zwiepende mast met een allerlaatste krachtsinspanning overeind. De volgende bliksemschicht komt loodrecht naar beneden en lijkt de tijd heel even stil te zetten. Een moment in bevroren licht.
Midden op het meer staat een bejaarde vrouw in een ijzeren bootje. In haar hand een lange metalen antenne. Het bleke naakte lichaam fier rechtop. De versneden platte borst flauw ademend. Een witte schim, wachtend op de finale klap. De genade.
Vakvrouw en vriendin Yoeke Nagel (www.yoeke.com) twitterde de volgende schrijftip: ‘Zet je hoofdpersoon in een bootje op het meer. Laat dan een enorm onweer losbarsten. Schrijf wat ze doet.’ Deze maand probeer ik iedere woensdag aan haar vraag te voldoen.