belangrijker

Zijn de spelen al begonnen? De moderne spelen bedoel ik. Het speeltje van Baron Pierre en de zijnen. Ik zou natuurlijk op zijn minst Olympisch brons voor huichelen behalen, wanneer ik hier zou pretenderen nog niet de kans te hebben gehad een stukje van de olympische droom te kunnen volgen. De eerlijkheid gebied mij gewoon toe te geven dat het me nog niet heel erg heeft geïnteresseerd. In elk geval niet genoeg om langer dan drie minuten van de wegwedstrijd in het wielrennen te volgen in de kantine van de camping. Aan de stroom tweets te zien heeft Vinokourov gewonnen en niet geheel zonder twijfelachtige nasmaak achter te laten. Uiteraard maakt dat allemaal niets uit, Olympisch sporten doe je immers voor de eer van het meedoen, niet voor de winst.

Tenminste, dat is wat ik altijd heb begrepen uit het beroemde adagium ‘meedoen is belangrijker dan winnen’. Ik zeg ‘begrepen’, maar ik bedoel natuurlijk precies het tegenovergestelde. Welke sportman of –vrouw op niveau is nou niet zo bloedfanatiek dat hij of zij koste wat kost wil winnen? Niemand toch? Het is een leuk adagium om nog eens boven te halen, wanneer je de strijd achteraf toch blijkt te hebben verloren. Bijzonder motiverend is het allemaal niet. Niemand gelooft er ook echt in. De sporters niet, om moverende redenen die ik hier niet eens ga uitleggen. De sportbonden ook niet. Er is geen nationaal Olympisch verbond ter wereld dat geen waanzinnige limieten oplegt aan haar atleten om een kaartje naar de felbegeerde spelen te bemachtigen. Je kunt al sinds de spelen in Lake Placid het snelste rondje ooit geschaatst door een landgenoot neerzetten, vindt de bond dat het sneller moet om internationaal mee te kunnen tellen, dan kun je het schudden. Hoogwaardigheidsbekleders, regeringsleiders, koninklijke sufkutten en uitgedijde sportvedetten van weleer, geen van allen komt zijn bed nog uit om een delegatie van vrijblijvendheid te komen aanmoedigen. Winstkansen, daar draait het om. Het is sneu voor mijnheer de Baron, maar meedoen is voor romantici, voor stukjesschrijvers en verliezers.

slaappatroon

In het stapelbed is de rust wedergekeerd. De dagelijkse portie gegeit is van het ene op het andere moment overgegaan in serene rust. De bezorgde moeder hangt een paar meter verder in haar mat. Ingewikkeld als een volgevreten rups in haar cocon. Klaar om als een wondermooie vlinder aan de nieuwe dag te beginnen. Ik leun achterover en geniet van de betrekkelijke stilte van de donkere camping.

xenonfobie

Min of meer noodgedwongen maakte ik onlangs nachtelijk gebruik van het netwerk van Franse snelwegen. Heerlijk, die lange meanderende peages. Modern spiegelglad asfalt gehuld in ouderwets duister. Nu en dan een verdwaalde camion op het rechterbaanvak en verder niets dan de grote leegte. Normaal ben ik niet zo van het ’s nachts rijden. Niet meer. Kan niet meer zo goed wakker blijven als weleer. Wat ik wel nog steeds prima kan, is zien in het donker. Gewoon met een paar gloeilampjes. Nou goed, de auto waarin ik me tegenwoordig dagelijks verplaats heeft wel aardige halogeenverlichting, maar is gelukkig niet chique genoeg voor de plaag van de moderne straat, de Xenonbaviaan.

De Xenonbaviaan is een product van de evolutie dat denkt Darwin te kunnen overklassen door zichzelf te modificeren met technische hulpmiddelen. Een van de zwakke punten van de Xenonbaviaan is zijn matige nachtzicht. Logisch dat dit een van de speerpunten is in zijn technische rode boekje. Daglicht bij nacht, dat is het ultieme doel van de Xenonbaviaan. Daartoe heeft deze klasse, u raadt het al, de xenonverlichting omarmd als revolutionaire leer. Vraag me geen technische details, want beste lezer, u begrijpt dat ik als rechtgeaarde xenonfoob mij niet in deze materie wens te verdiepen. Wat ik er over kan zeggen is niet meer dan dat het verdraaid veel licht geeft. Heel fraai, goed geproportioneerd ontzettend wit licht. En dat is fijn. Wanneer je ze voor je hebt. Wanneer het af fabriek is gemonteerd en vooral correct is afgesteld.

Wat ik in mijn achteruitkijkspiegels heb gezien was een overdosis aan blauwwit licht. Waaiers van verblindend daglicht om drie uur in de morgen. Xenonlicht in alle stadia van wijds rafelende aftermarketmontage op gare Hyundai’s tot majesteitelijk naar de maan schijnende lichtbakens op Beierse slagschepen zonder fatsoenlijke niveauregeling. Uiteraard allemaal bestuurd door de nachtblinde Xenonbaviaan, die, met behulp van deze persoonlijke toevoeging aan de veel bekritiseerde theorieën van vrindje Charles, geen enkele belemmering meer ondervindt om bij nacht en ontij aan hoogst illegale snelheden over des herens wegen te denderen. Het zou kunnen dat menig een nachtblinde uil meent op deze manier zijn steentje bij te dragen aan de verkeersveiligheid, doch ik zou hier persoonlijk voorzichtig een andere leer aan durven hangen.