hoera

Eenendertig stukjes in evenzoveel dagen. Het leek eenvoudig. Had het misschien ook kunnen zijn, wanneer ik wat minder veeleisend zou zijn. Niet zo nodig moest experimenteren met verschillende stijlen, onderwerpen, invalshoeken. De hele maand juli iedere dag een bijdrage. Het is de laatste dag van de maand. Het laatste uur van de maand zelfs, en ik zit rustig te typen in de voortent van de caravan. Heerlijk op een camping in het zuiden van Frankrijk. Een soort van stressloos. Behalve dan misschien het onontkoombare gegeven dat de internetverbinding me op dit moment in de steek laat.

Morgen ga ik wat anders doen. Geen vergezochte invalshoeken. Geen aan de haren er bij gesleurde slechte poëzie van de koude grond. Mijn doel voor augustus is een feuilleton. Een zomergeschiedenis in, laten we zeggen een dozijn delen. Geen dagelijkse kost dus, maar wel stelselmatig een vervolg. En als ik tussendoor mijn waffel niet kan houden, kan er natuurlijk ook zomaar nog een losse flodder tussendoor knallen.

Het is me wel bevallen, dat dagelijkse schrijven. Die dagelijkse zoektocht naar vorm en inhoud. De discipline om er tijd voor vrij te maken. De hele dag een notitieboekje bij de hand, mocht er ineens een idee ontspruiten aan mijn warrige brein. Een hoop leuke reacties ook. Soms veelbelovend, daar gaan jullie zeker nog van horen. Het heeft even geduurd voor ik het zelf wilde geloven, maar toen mij gisteren iemand vroeg ‘wat ik dan zo doe in het leven’, kwam het bijna als vanzelfsprekend: Ik schrijf!

klein leed

Dikke tranen, grote uithalen, onstuitbaar verdriet. Klein zijn is een drama. Een gevecht tegen alles. De wereld die zo snel gaat. Het groeien dat zo snel gaat. Je voetjes die zo snel gaan. Sneller dan ze je kunnen dragen. Groter dan de woordenschat die je tot je beschikking hebt om te vertellen wat je hebt meegemaakt. Wat je dwars zit en wat niet. Al die indrukken, vreemde mensen die jou allemaal lief vinden, nieuwe plaatsen, een onbekend bed. Een hoofdje vol data, te weinig tijd om het te verwerken. Kronkelend in de kinderwagen. Onwillig. Gedwongen rust. Een lange wandeling. Even weg van de drukte op de camping. ‘Donker papa’. ‘Ja meisje, ga maar lekker slapen’. ‘Ja’.

oh la la les vacances

Zoals vele mede- en anderlanders zijn ook wij op vakantie. In Frankrijk, want meer fantasie hebben we niet en het is hier goed toeven. Dus vertrokken wij een dikke week geleden ergens ver in de zondagochtend met onze klassieke sleurhut achter de verstandige moderne familiebreak naar het zonnige zuiden. Rustig aan. Een dag of twee wilden we er over doen. Niet zo stresserend voor de kinderen en het huwelijk. Stap één, Parijs halen voor de renners van de Tour de France.

Het is een weggevertje, maar Mark Cavendish was er uiteindelijk ruim voor ons. Ruim twee dagen om precies te zijn. Daar waar wij de laatste jaren ons kampeermateriaal met een door de internationale autopers als notoir onbetrouwbaar product van de Franse auto-industrie uit de late jaren zeventig naar het zuiden sleepten, was het juist die opwaardering naar het moderne equivalent die ons nekte. Nog geen vijftig kilometer voor de lichtstad, we waren het laatste tolpoortje al gepasseerd, produceerde ons dashboard een geheel eigen licht en geluidsshow. Wijzertjes in het rood, knipperende stoplampen geflankeerd door irritant harde pieptoontjes. Geen twijfel dat het apparaat ons iets duidelijk wilde maken. Maar wat? Ja, dat hij het plots te warm kreeg, maar dat kan aan zoveel dingen liggen. Nou, een ding kan ik wel vertellen, bij zo’n modern ding kom je als welwillend doe het zelver echt niet meer verder dan beredeneren wat er aan de hand zou kunnen zijn. Er is tussen al dat kunststof onder de motorkap met moeite nog onderscheid te maken tussen de linker en de rechterkant, laat staan dat je even de ventilateur doorverbind met een draadje rechtstreeks van de accu. Nee, het was tijd om de altijd welwillende lieden van de vaderlandse automobielclub er bij te roepen. De alarmcentrale in Lyon.

En zo zie je op een warme zondagavond in juli je verstandige keuze de camping afrijden achterop een Franse depanneuse. Bestemming onbekend, diagnose ‘stuk’. En met de complimenten van de monteur voor de driehonderdduizend kilometer op de teller. Niet gek. Nee, maar wel stuk. En wat doe je dan, in plaats van te genieten van het prachtige weer en de heel niet onaardige camping? Dan ga je zitten wachten. Wachten op telefoon van de ANWB. Op nieuws over de auto. Tot je telefoon weer is opgeladen. Tot het weer ochtend wordt. Dom natuurlijk, dat met die auto komt heus wel weer goed. Het is vakantie, de zon schijnt, het zwembad lonkt en er is Orangina. Dom en tegen beter weten in, maar je wil toch verder, want andere plannen. Niet eens vastomlijnd. Niets geboekt, niets gereserveerd. Gewoon een andere voorstelling van de realiteit in het hoofd. Tot dat ene verlossende telefoontje. Hij is klaar. Even ophalen en rijden. Na de avondspits. Te druk rond Parijs. Maar vanavond gaan we rijden. Dan eerst maar even dat zwembad in.