‘Papa, vangen!’ Een kletsnatte sponzen bal landt met een plof op mijn rug. De dader, mijn zevenjarige zoon, staat aan de rand van het zwembad triomfantelijk te wachten op een reactie. Ik grabbel naar de bal die net buiten mijn bereik is gerold. Hebbes. Ik gooi de bal met een boog net over Thomas heen in het zwembad. Hij duikt er fanatiek achteraan. Wanneer hij opnieuw met de bal uit het bad klautert zie ik hem zoeken. Het lege ligbed. De douche bij de ingang. Het bubbelbad waar zijn zusje in zit met een vriendinnetje. Verwarring. Voor hij mijn kant op kijkt, duik ik vanaf de overkant het zwembad in. Onder water zwem ik de twaalf meter naar de overkant. Aan de rand van het bad, ik moet nu precies naast hem bovenkomen, steek ik mijn hoofd voorzichtig langs de rand boven water. Ik haal diep adem, exact op het moment dat de onverlaat de volgezogen spons in mijn gezicht drukt. Proestend kijk ik hem niet-begrijpend aan. ‘Ik had je herkend aan je verbrande billen’, klinkt de lachende verklaring van de slimste. Ik kom overeind, pak hem net boven zijn knieën en zwier hem in het bad. Geen twee tellen later hangt hij op mijn rug. Nou, auw, inderdaad, die verbrande billen.
Er hangen vier uitgelaten jonge honden aan mijn lijf. Ik worstel om boven water te blijven. Gelukt. Ik kom overeind in het minder diepe deel van het bad. Merel zit in mijn nek. Puck sleurt aan haar benen en probeert tegen die van mij omhoog te lopen. De jongens hangen elk aan een been in een niet aflatende poging mij omver te trekken. Ik laat mezelf achterover vallen en draai me uit hun verstikkende omhelzingen. Genoeg. GENOEG. Hijgend hijs ik mezelf op de rand. Even zitten. Mijn belagers kijken me uitdagend aan. De meisjes komen naast me zitten. ‘Je hebt een kras op je rug pap.’ ‘En een op je buik’, vult Puck haar aan. Het voelt alsof mijn hele lichaam vol staat met schrammen en striemen. Damon springt vlak voor ons in het bad. Bommetje. Thomas er direct achteraan. Kappen nou jongens. Even rustig. ‘Papa gaat naar de caravan. Ik moet ome Ronald nog bellen voor zijn verjaardag. Die zal nu wel wakker zijn.’ Vier beteuterde gezichtjes kijken toe hoe ik uit het bad stap. ‘Moeten we mee?’ Ik schud mijn hoofd. Ik heb geen zin om ze alle vier bij de caravan te hebben. Leon is vast nog niet terug van het fietsen en Christina ligt geheid haar slaap van vannacht nog in te halen. ‘Blijven jullie nog maar even hier. Kom straks maar geld voor een ijsje halen.’ De teleurstelling verdwijnt zo snel als ze is gekomen. Ik pak mijn boek van het ligbed en sla mijn badlaken om mijn middel. Meteen voel ik me gekleed. Te gekleed. ‘Mijn billen zijn verbrand’, denk ik bij mezelf.
Aniek zit midden in een geanimeerd gesprek met Hans. Ze merkt in eerste instantie niet dat ik achter haar sta. Voorovergeleund in haar stoel zet ze haar argumenten kracht bij. Ik zie hoe Hans geniet van haar bevlogenheid. Hij weet haar op haar paard te krijgen. Haar stokpaardje. Wat zeg ik, al haar stokpaardjes. Hij is iemand die schijnbaar moeiteloos anderen aan het vertellen krijgt. Doet nadenken over wat ze zeggen. Lijkt oprecht geïnteresseerd in hun mening. Mijn vrouw is een gewillig slachtoffer. Wanneer hij naar mij omhoog kijkt, krijgt ook Aniek me in de gaten. Snel geef ik haar een zoen op haar schouder. Haar bruine schouder. Mijn witte, of liever, inmiddels knalroze lijf, steekt schraal af tegen haar prachtige bronzen huid. ‘Zijn de kinderen nog in het zwembad?’ Ik knik. ‘Ze mogen straks om geld voor een ijsje komen. Ik ga eerst Ronald even bellen. Die zal inmiddels wel uit zijn nest zijn. Ben je maar alleen?’ Ik vergeet steeds de naam van Hans’ vrouw. Probeer me op deze manier te redden. ‘Aleid is nog even bij haar dochter. Het kind heeft luduvudu,’ antwoord Aniek in zijn plaats. ‘Aleid’, herhaal ik zachtjes bij mezelf, terwijl ik naar de caravan loop om mijn telefoon te pakken. ‘Geen wonder dat ik dat niet onthoud.’
‘Nog een biertje?’ Hans knikt. ‘Zal ik de dames ook nog even bijschenken?’ Zonder het antwoord af te wachten schenk ik de fles rosé leeg in de twee glazen. Aleid protesteert uit beleefdheid. Ik haal twee biertjes uit de koelkast en trek nog een flesje voor ze open. Zulk protest duurt nooit lang. Misschien ontspant ze een beetje. Hans’ vrouw is zijn tegenpool. Bezorgd, moederlijk, een beetje zeurderig zelfs. Met aanleg voor de slachtofferrol. Aniek schikt zich in haar rol als luisterend oor. Aanhoort met geveinsd enthousiasme het relaas over haar kinderen. De oudste dochter, die met een vriendin ergens op vakantie is. Die zo’n lieve vriend heeft, zo’n aardige jongen. Over haar oudste zoon, die vast nooit aan een vriendinnetje zal geraken, omdat hij zo verlegen is. Dat hij beter naar zijn broertje zou aarden. Die heeft succes bij alle meisjes in zijn klas. Maar vooral over Celine. Celine, die de wereld gaat redden. Celine, die geen tijd heeft voor vriendjes. Altijd studeren. Haar leven uitgestippeld tot in de puntjes. Het kind dat ze niet snapt. De afstand. Celine, met haar verdriet. Haar onbegrepen drama.
Hans neemt een slok van zijn bier. ‘Kijk’, zegt hij lachend, ‘daar gaat ons zorgenkindje’. Over het pad sloft een meisje voorbij op haar teenslippers. Een pareo slordig rond haar heupen geknoopt. Een toilettas en een handdoek onder haar arm geklemd. ‘Is dat Celine?’, antwoord mijn vierde biertje iets te enthousiast. Die herken ik wel. Dat waren de eerste blote borstjes waar ik hier midden in de nacht mee werd geconfronteerd toen we net aangekomen waren.’ Aniek kijkt me vernietigend aan. Hans lacht. Samenzweerderig stelt hij voor dat maar niet aan haar moeder te vertellen. Het verhaal van Aleid valt even stil. ‘Heb ik iets gemist?’ ‘Nee schat, Herman maakte een grapje.’
‘Bladgoud’ is een vakantiefeuilleton in twaalf ongelijke delen. Een experiment met langere verhalen en verbanden om augustus mee door te komen. Zin in meer? Lees hier verder.