In de bar klinkt muziek. Dansmuziek. Campingdisco. Alle verkeerde platen uit alle foute jaren. Geweldig. Thuis zou ik me doodschamen, maar hier hoort het er bij. Wedden dat ze straks afsluiten met Paradise by the Dashboardlight? Kan niet missen. Ik spring overeind van Menno’s schoot. Hij kijkt me schaapachtig aan. ‘Ik wil dansen.’ Ik trek aan zijn hand. Hij treuzelt. ‘Moet je je knoopjes niet dicht doen?’ Ik kijk naar beneden. Naar de knoopjes van mijn blouse die hij plagerig opengemaakt heeft. Plagerig, opgewonden. Plots begrijp ik waarom hij in het donker blijft zitten. Ik pak de punten van mijn blouse en leg er een knoop in. ‘Zo beter?’ Hij lacht. Zijn lieve sproeterige lach. ‘Kom’, ik trek opnieuw aan zijn hand. Hij staat op en sloft achter me aan. Ik draai me naar hem toe en kus hem vol op de mond. ‘Niet zo enthousiast lieverd. Ik ga bijna denken dat je het leuk vindt om met me te dansen.’ Wanneer ik de deur open doe klinkt Proud Mary door de luidsprekers. Het had net zo goed I’ve got you babe kunnen zijn. Where the wild roses grow. Donker en diep. Langzaam dans ik een vurige slow met mijn harkerige schat. Hij komt los. Nog langzamer dan de muziek. Paint it black. Zwarter. Tempo. Heter. Hij trekt me dicht tegen zich aan. Geen ontsnappen mogelijk. ‘Slaap je bij mij vannacht?’ Ik knik. ‘Ik blijf.’ Zijn greep blijft even stevig. ‘Echt?’ Ik knik opnieuw.
Op het veldje is het onrustig. Her en der zitten groepjes bij elkaar. Soms een eenzaam stelletje, meestal meer. Er wordt gedronken en geklierd. Af en toe wat luidruchtig. Meestal onderdrukt. Ik plof neer naast Myrthe. ‘Wanneer gaan jullie?’ ‘Straks om zeven uur’, antwoord ze. ‘Ik heb er zo geen zin in.’ ‘Ik zal je missen.’ Ik geef haar een knuffel. ‘Heb je Manon gezien?’, vraagt ze uitdagend. Ik schud mijn hoofd. Myrthe knikt in de andere richting. Een stelletje ligt languit in het gras. Twee capuchons zoenen elkaar met ongekende hartstocht. ‘Manon?’ Myrthe knikt. ‘Met..?’ ‘Uhuh, met je broer.’ ‘Yuk’, antwoord ik, maar stiekem ben ik blij voor Pieter. Het is zo’n lieve jongen. ‘Morgen naar huis?’ Menno ploft naast me in het gras. Myrthe knikt opnieuw. ‘En jullie?’ ‘Over twee weken pas’, antwoord Menno. ‘Nu zaterdag.’ Knoop in mijn maag. Vier dagen nog. Nog maar. ‘Ik heb het koud.’ ‘Kleed je dan fatsoenlijk aan’, zegt Menno plagerig. ‘Ja duh, jij scheurt me steeds de kleren van het lijf.’ Hij lacht. Myrthe kijkt opzij. Zegt niets. Menno trekt me naar zich toe. Wrijft me warm. ‘Kom.’
Heel voorzichtig doe ik de rits van mijn tent terug dicht. Verlies mijn evenwicht op mijn hurken en val bijna achterover. Menno proest het uit. ‘Ssst.’ Zachtjes sluip ik terug naar het pad. ‘Heb je alles?’ ‘Ja.’ Menno pakt mijn slaapzak, mijn tas houd ik zelf vast. Het is niet echt donker op de weide. Volle maan. ‘Dag Celine.’ Herman, weet ik nu. Ik mompel ‘oh hallo’. Hij gniffelt. Het meisje op zijn arm kreunt zacht. ‘Merel kan niet slapen. Ze is geloof ik niet de enige.’ We lopen verder. ‘Wie is die vent’, vraagt Menno. ‘Oh, een kennis van mijn ouders. Ben ik al eerder ’s nachts tegen het lijf gelopen.’ Hij kijkt vragend opzij, maar ik laat het hierbij. Menno vraagt niet verder.
Ik word met een schok wakker. Waar ben ik? Waar is Menno? De tent is open. Voor de vouwwagen zie ik zijn ouders aan tafel zitten. In de verte zie ik hem aankomen. ‘Waar was je?’ ‘Rustig maar, gewoon even naar de wc.’ ‘Ik schrok me rot. Wat gaan we nou doen?’ ‘Wat dacht je van ontbijten?’ Zijn cool stelt me niet gerust. Waarom wilde ik ook zo graag bij hem blijven. Wat gaan zijn ouders denken? En mam. Oh kut. Mam. Die overleeft het niet als ze mijn tent leeg aantreft. ‘Eet Celine ook mee?’ ‘Wat?’ Menno lacht. ‘Ze zijn niet van gisteren liefje. Kom nou maar.’ Ik pluk een van zijn T-shirts van de grond en trek het aan. Ik verzuip er bijna in. Menno tikt op mijn bil. ‘Je bent mooi.’ Ik zie er vast niet uit. Mijn haar is een bende en mijn make-up vast ook. Ik hou van hem.
Ze wil iets zeggen. Uitvaren. Haar ongerustheid uitspreken. Uitschreeuwen. Ze zegt niets. Papa lacht zijn glimlach. ‘Goedemorgen lieverd. Hai Menno.’ Onwennig. Ik geef mijn vader een zoen. Mijn moeder ook. ‘Zullen we afspreken dat we weten waar je slaapt ’s-nachts? Dat vinden mama en ik een prettiger idee.’ Hmm, die is onverwacht. Makkelijker. En toch dwingend genoeg om serieus te nemen. ‘Ja pap. Sorry mam?’ Mijn moeder knikt. Er komt een lach op haar gezicht. ‘Als je maar weet wat je doet lieverd.’ Ik knik. Ik denk het wel. Ik weet dat ze me vertrouwt. Dat papa haar verteld heeft wat ik voel.
Menno drukt de inhoud van de tentzak stevig bij elkaar, terwijl ik de rits probeer dicht te trekken. Het lukt maar half. ‘Zet je knie er op.’ Gelukt. Alles ingepakt. Mijn spullen in de koffer. Tent opgeruimd. Matje opgerold. Ik pak de slaapzak en mijn kleine rugzak en trek mijn slippers aan. Menno trekt zijn T-shirt over zijn hoofd. Langzaam lopen we in de richting van zijn tent. Nog een nachtje. Een beetje bedrukt fluister ik dat ik van hem houd. Hij knikt. Stopt. Geeft me een zoen. Hij kan het niet zeggen. Ik zie het. Geeft niet. Ik weet het. Op het terras zitten onze ouders bij elkaar aan een tafel. Vaag. ‘Alles opgeruimd?’, mijn moeder die naar de bekende weg vraagt. ‘Morgen om half acht gaan we rijden’, mijn vader, concreet. Ik knik. ‘We zorgen wel dat ze er zijn’, vult Menno’s moeder aan. ‘We rammelen ze wel uit dat stinktentje.’ ‘Ik ga eerst mijn spullen in de tent leggen’, leg ik uit. Menno loopt met me mee. Als we even later terug richting bar lopen komen we Menno’s ouders tegen. ‘Je vader en moeder zijn naar de caravan hoor.’ Lekker belangrijk.
Ik draai me om en doe mijn ogen open. Het lachende gezicht van mijn schatje. ‘Je bent mooi.’ Gevleugelde woorden. Zo wil ik elke dag van mijn leven wakker worden. Ik vlij me tegen hem aan. Vel tegen vel. Het is warm in het tentje. Ik voel zijn opwinding. Zijn linkerhand friemelt over mijn lijf. ‘Hoe laat is het?’ Ik vlieg overeind. Menno trekt snel de deken over zijn erectie. Ik snok de tent open. Het is veel te licht. Veel te druk. Veel te warm. ‘Waar is mijn mobiel?’ Menno scharrelt tussen de hoop met kleren en zooi. Dan valt mijn oog op de koffer. Mijn koffer. Rechtop voor de tent. Mijn koffer en mijn slaapmatje. En een briefje. Lieverd, de ouders van Menno hebben beloofd goed voor je te zorgen. Ben jij ook lief voor hen? We zien je volgende week wel verschijnen. Liefs papa. Mijn hart jubelt. Menno kijkt verward. Ik spring bovenop hem. Hij kreunt. ‘Wat? Wat?’ ‘Ik blijf!’
‘Bladgoud’ is een vakantiefeuilleton in twaalf ongelijke delen. Een experiment met langere verhalen en verbanden om augustus mee door te komen. Zin in meer? Lees hier verder.