Fietsend langs het jaagpad reed ik soms een eindje met ze op. Kleine spitse scheepjes, sommigen hoog boven de waterspiegel torenend, maar de meesten onder de last van hun vracht met het water over het gangboord spoelend. Onderuit liggend op mijn fiets, volgde ik bijna glurend door de zomerse begroeiing van de oever hun rustgevende cadans. De monotone brom van de scheepsmotoren als soundtrack. Op andere dagen keek ik lijdzaam toe, hoe nat en terneergeslagen vlaggende masttopjes naast de grote zeeschepen onder de brug door gleden. Wachtend tot ik als zovelen mijn weg kon vervolgen.
Dat was tot voor kort mijn beleving bij de binnenvaart. Noeste arbeid op het ritme van het water. Overgeleverd aan de elementen. Een vervreemdend soort romantiek voor een landrot als ik. Voor iemand die zelden zijn broodje kroket kon binnenhouden op het veer Perkpolder-Kruiningen. Een wereld ver van de mijne. Als jonge knul ben ik wel eens aan boord van een binnenvaartschip geweest. Zeiltjes trekken over een lading bulk bij de NSM in Sluiskil-Oost. Ruimen leegzuigen bij de CPC in Sas van Gent. Leuk vakantiewerk voor een zestienjarige, maar de binnenvaart bleef een ver-van-mijn-bed-show. Zonder vragen, zonder antwoorden. Mijn leven speelde zich elders af.
Sinds augustus van dit jaar is mijn blikveld verruimd. Kijk ik anders naar de schepen die liggen te wachten op hun lading. Lees ik de naam van ieder voorbij varend schip. Een enkele keer voel ik iets van herkenning, heel soms twijfel en meestal niets. Maar het is daar, die verbinding met het water. Met mensen die hun leven lang onderweg zijn. Hun kinderen vol vertrouwen overlaten aan de zorgen van een internaat. Aan ons, aan mij. ‘Aan boord’ is plots een synoniem voor ’thuis’, ‘waar lig je?’ al bijna een automatisme in mijn begroeting.
Die eerste dagen als ‘meester’ waren onwennig. Een beetje als inbreken in de wereld van iemand anders. Op de vraag ‘of het leuk was op mijn werk’ had ik geen eenduidig antwoord. De vierde ochtend stond ik thuis in de wei met mijn voerbakje te rammelen, toen het tot me doordrong. ‘Ik hoef niet te werken vandaag, ik zal mijn kinderen niet zien.’ Een vreemde gewaarwording. Een fijn gevoel. Een sprong in het diepe. Mijn wereld is er weer een stukje mooier op geworden.