repetitie

Meestal verwoord ik mijn ergernis met een sarcastisch spiegelen van de situatie in een door mijzelf bedachte enscenering. Vandaag maar even niet. Vooral niet, omdat ik de bewuste scene gewoon uit de geschiedenisboekjes kan plukken. Waar ik het over heb? Hier in Zeeuws-Vlaanderen hebben een aantal partijen die er garen bij spinnen om de huizenmarkt in de regio niet nog verder te laten kelderen, een poosje geleden een geweldig idee gekregen. Laten we actief met onze woningen adverteren op de aangrenzende Vlaamse woningmarkt. Huizen aan onze kant van de streep zijn goedkoper, staan nooit echt ver van de grens en, de naam zegt het al, we zijn al een beetje Vlaams. Commercieel geen speld tussen te krijgen. En toch zit het me niet helemaal lekker.

Het is de toon. Ik hoor er geen muziek in. Billboards langs de weg bij de invalswegen vanuit België. In het oranje, we zijn tenslotte wel Nederland aan het promoten. Advertenties in Vlaamse huis-aan-huis-bladen. In De Zondag, die iedere klant van de bakker op zondag mee naar huis krijgt. Er zit een idee achter. Een idee dat zo goedkoop lijkt uitgevoerd, dat ik als kritisch denkend individu in een tweespalt terecht kom. Is het niveau van het reclamebureau verantwoordelijk voor deze campagne  dusdanig belabberd dat ze zelf niet in de gaten hebben, dat een reclamebord met de tekst wip hier eens binnen beter zou passen bij de pogingen van de gemeente Sluis om naaktrecreatie in de duinen te weren, dan bij een poging om meer Vlaamse kopers in een Hollandse doorzonwoning te krijgen? Of zit er zoveel diepgang in, dat ik de boot volledig heb gemist? Dat de geveinsde zelfspot een weloverwogen keuze is om nietsvermoedende Belgische twijfelaars op het verkeerde been te zetten. Het uitspelen van verschillen om de voor de hand liggende overeenkomsten meer naar voren te halen. Het zou zomaar kunnen, maar moet dat dan echt zo knullig?

Ik had het al even over De Zondag. Als rechtgeaarde grensgevallen piepen wij uiteraard op zondagochtend altijd even de grens over voor verse sandwichen en koffiekoeken. Veel lekkerder dan opgewarmde meuk van de Albert Heyn en nog dichterbij ook. Dus blader ik vanochtend tijdens het ontbijt door het bijgeleverde gratis krantje en struikel over de inmiddels bekende oranje huisstijl van de Zeeuws-Vlaamse immigratieservice. Paginabreed. Dagbladachtige stilering. Een paar hoofdartikelen en wat kleine tierelantijnen. Maar vooral pontificaal een grafiek die moet bewijzen dat het verbruik van frieten in Zeeuws-Vlaanderen met de komst van steeds meer Vlamingen naar de regio schrikbarend is toegenomen. Een kleurige lijngrafiek, olijk weergegeven in, je raadt het al, frieten. Geen patat, nee, frieten. Zo flauw. Zo slap. Zo ontzettend fantasieloos. Punt een is er geen Belg die warmloopt voor Ollandse frieten, punt twee is het van een clichématigheid, een neerbuigendheid, die mij als genieter van culturele diversiteit met verkrampte tenen van plaatsvervangende schaamte achterlaat. En nee, natuurlijk, de term schrikbarend komt uit mijn koker. De boodschap is vanzelfsprekend louter positief bedoeld.

Gaan we werkelijk deze kant op? Wat doen we over veertig jaar, als de economische conjunctuur zich op onverklaarbare manier op grootschalige wijze ten faveure van het schitterende Zeeuws-Vlaamse land heeft gekeerd. De grote toevloed van naar de geboortegrond terugkerende artsen, ingenieurs en anderszijds naar Zeeuws-Vlaanderen hunkerende Nederlanders hun heimat bevolkt zien door hele kolonies frieten etende gastbewoners. Met hun eigen taal en gewoontes. Hun eigen onderwijssysteem net over de grens, dat ze om onbegrijpelijke redenen nog steeds verkiezen boven het onze. Het aanhoudende uithuwelijken van blozende, Vlaams sprekende dochters aan Brusselse bankierszonen. Wat gaan we dan doen? Politieke signalen uitzenden die de linkse bourgeoisie doen walgen? Met zijn allen te hoop lopen tegen de verderfelijke invloed van zure mayonaise op de toekomst van ons land? Kritische artikelen in VN, met stuitende vergelijkingen tussen lijngrafieken met patat, het woord frieten kunnen we tegen die tijd uiteraard niet meer horen, en staafgrafieken met stapeltjes baklava en broodjes shoarma?

Draaf ik door? Ja natuurlijk. Het lokken van een paar Belgische huizenkopers naar een regio, die alleen door haar geografische uitzonderingspositie al eeuwenlang een bonte mengelmoes van Vlaamse en Nederlandse eigenschappen is, zal in werkelijkheid weinig overeenkomsten kennen met de onverwachte, ongewenste, of misschien beter slecht geanticipeerd genoemde gevolgen, van de door ons rijke westerlingen op gang getrokken migratiegolf uit de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Toch is het juist het gemak waarmee er over de eigenheid van volkeren, de identiteit van een cultuur, wordt heen gestapt om een commerciëel belang te dienen, dat mijn nekharen recht overeind zet. Is het echt zo moeilijk om iets positiefs te vinden over Zeeuws-Vlaanderen? Het uitgestrekte landschap. De wijdse gezichten. De duidelijke infrastructuur. De gastvrijheid van haar inwoners. Het is helemaal niet nodig om met paginagrote advertenties d’n Bels er van te overtuigen dat het hier zo Vlaams is, dat ze zich hier vanzelf thuis zullen voelen. We hebben zelf troeven genoeg om een prettige thuis te zijn of worden. Laat ze daar eens over nadenken op die makelaarskantoren.

vadermoord

Kinders, koters, kidzzzz… Het zijn zo van termen die je als jonge vader schijnt te moeten bezigen, wanneer je in de derde persoon over je kinderen praat. Als een soort goedmakertje voor de deuk in het imago die je als stoere vent hebt opgelopen door in te stemmen met de onstuitbare kinderwens van je geliefde. Het maakt dat het hebben van kinderen de gewoonste zaak van de wereld is. Dat het niets afdoet aan je cool, aan je geloofwaardigheid. Eenvoudig. Libido-beschermend.

Vrouwen doen het ook. Moderne vrouwen. Vrouwen die in de spagaat tussen dierlijke instincten en hedendaagse ratio stug door blijven gaan met het vrijgevochten bestaan van de werkende moeder. In de eerste plaats ben ik natuurlijk vrouw. En in de tweede plaats een bedreigde diersoort. Gevangen in hun culturele status als draagmoeder van het menselijk ras. Uiteraard staan wij modernen samen in voor de verzorging en opvoeding van ons kroost. Verdelen we ons werk en onze vrije tijd in functie van de kinderen. Werkt mama in deeltijd en krijgt vader zijn wekelijkse papadag.

Zijn wat!? Mannen, vaders, zien jullie dan niet wat er gebeurd? Zij offert zich op. Vergooit willens en wetens haar kansen op een flitsende carrière. Allemaal om een dag meer bij haar bloedjes te kunnen zijn. Alles moet wijken voor de goede moeder. En jullie, jullie mogen jezelf de luxe veroorloven om een dag in de week thuis te blijven bij de kleine. Om toch maar niets te hoeven missen. Het voorrecht is ongekend. De vanzelfsprekendheid waarmee je geacht wordt tijd te maken voor jouw aandeel in de opvoeding. Het recht om bij je kinderen te zijn. Welk een benijdenswaardige luxe, gezien vanuit het plichtsbesef van de goede moeder. Papadag. Elke week nieuwe sokken en tabak voor je pijp. Oh wacht nee, dat is vaderdag. Waar zit ik met mijn gedachten?

Ik pleit voor een mars op Brussel. Een stevig signaal voor gelijke kansen. Gelijkberechtiging. Voor vrouwen en papa’s. Een pamflet tegen de debilisering van het ouderschap.

soepkip

Een weekendje onder mannen. Paar oude barrels. Honderden kilometers voor de wielen. Veel grootspraak over drank en onbekende vrouwen. Een onverklaarbare drang naar de lucht van hete race-oliën en verschroeid rubber. Einddoel de historische races in het stadscentrum van het Franse Angoulême, het Circuit des Remparts, op zondag.

We zijn er nog niet. Morgen vertrek van de eerste delegatie. De trage brigade. De slome duikelaars. De ronduit relaxten. Wij. Een auto van bijna zestig jaar oud. Een voorraad roze koeken en, niet te vergeten, een thermoskan soep. De interne mens moet tenslotte goed voorbereid zijn op een lang weekend voorgenomen losbandigheid. Het geeft iets huiselijks, iets ouderwets, zo’n thermosfles. Precies de juiste toonzetting. Nu nog een oranjebruin klapstoeltje.